Weerlegging van tien mythen over de Amerikaanse vogelkers

Diverse bestrijdingsprogramma's van deze fraaie maar lastige plant hebben sinds de jaren 60 van de vorige eeuw weinig resultaat gehad. In veel gevallen is de oorzaak van het falen een gebrekkig begrip van de soort of een methodiek die meer gericht is op beheer (controle) i.p.v. bestrijding (beheersing en voorkomen bestrijding).

De bespreking van de onderstaande 10 mythen toont aan dat bestrijding wel degelijk mogelijk is.

1. De AVK is giftig

De pitten van de vruchten (kersen) en het blad bevatten blauwzuur en inname van grotere hoeveelheden is giftig voor o.a. schapen. Reeën zijn slimmer en eten niet van de soort. Vogels eten de kersen, maar poepen de pitten weer uit, voordat ze last krijgen van het blauwzuur. 
Er kan van de donkere kersen aan het einde van het seizoen – rond oktober – zelfs een rinse (zurige) jam worden gemaakt (met veel geleisuiker) waar de pitten uitgezeefd zijn.

2. De AVK is niet of nauwelijks te bestrijden

Veel beheerders van gebieden komen niet toe aan de bestrijding door gebrek aan tijd en blijven hangen in beheermethoden die niets doen aan de oplossing van het probleem. Ook is er gebrek aan inzicht en kennis van technieken. Vooral het vertrouwen op bosprogressie (opvolging soorten en schaduwbomen) en het gebruik van de bosmaaier (of de snoeizaag of -schaar) om te voorkomen dat struiken zaaddragers worden, leiden tot een status quo die geen uitzicht biedt op verbetering. Veel natuurorganisaties zitten vast in het patroon van 'we doen wat we kunnen en dat is goed (genoeg)'. 
Maar het kan beter, veel beter, met de juiste methoden en de juiste inzet van mensen.

3. Het is onbegonnen werk zonder plantengif

Dat is ongetwijfeld de mantra van “Round-up” leverancier Monsanto. Over de nadelen en de bijwerkingen (rest-stoffen) van deze middelen is veel informatie voorhanden. De algemene conclusie is dat we dit product beter kunnen vermijden. De afbraakproducten van Round-up hopen zich op in o.a. het grondwater.

Het gif is hoofdzakelijk toepasbaar voor het doden van de zaaddragers en heeft te weinig effect voor struiken kleiner dan +/- 5 cm doorsnede. Dit laatste komt, omdat de opname van het gif te weinig is en er vaak net zoveel op de plant als op de grond terechtkomt. Sproeien met verdunde oplossingen voor de bestrijding van zaailingen is al lange tijd verboden.
Kortom, Round-up is beperkt toepasbaar en er zijn alternatieven zonder belasting van het milieu die zeer effectief zijn.

4. Bestrijding via natuurlijk bosbeheer is de enige langetermijnoptie

Door te zorgen voor meer schaduwbomen, wordt de groei van de AVK geremd. Dit is een populaire theorie onder de beheerders, maar nauwelijks realiteit. Helaas groeit de AVK door de schaduwbomen alleen langzamer en verspreidt zich ook minder, zonder dat het een oplossing is. Het resultaat is relatief donkere bossen met een beperkte variëteit in de onderlaag. En wie wil dat? Bovendien ontbreekt vaak budget om deze aanpak consequent toe te passen. In kleinere bosjes en parken (groepjes bomen) werkt deze aanpak niet.
Als er in een schaduwbos een boom omvalt, dan slaat de AVK direct toe met een explosie van ontkiemende pitten (5-7 jaar kiemkrachtig) en sterke groei van de struiken die daarvoor door gebrek aan licht klein bleven. Ook langs bosranden waar geen schaduw aanwezig is, zal de AVK welig tieren. 

5. Als de buren niets doen dan heeft bestrijding geen zin

De verspreiding door vogels bedraagt ca. 100 meter per jaar vanaf zaaddragende struiken en is beperkt qua omvang t.o.v. pitten die in de directe omgeving van een struik terecht komen.
Het is doorgaans – na sanering van een perceel – met een controle eens per jaar of zelfs om het jaar makkelijk bij te houden met licht handgereedschap (spade). Geen reden dus om je veel aan te trekken van het gebrek aan actieve bestrijding bij de buren. Bovendien motiveert eigen succes met de bestrijding mogelijk de buren!

6. Binnen de beschikbare budgetten is alleen de gangbare aanpak mogelijk

Wat is gangbaar?
Laag afzagen en met gif bewerken. Helaas wordt doorgaans de zaadbank niet aangepakt en moet de operatie na 5-10 jaar herhaald worden en intussen is de zaadbank alweer aangevuld. De AVK kan al na 4 jaar onder gunstige omstandigheden bessen vormen en de verspreiding neemt derhalve alleen maar toe.

Sommige organisaties zagen zelfs laag af, zonder gif, en knippen dan jarenlang de uitlopers af... wat absoluut zinloos is. Op proefpercelen heeft dit na 15 jaar geen enkel resultaat gehad; met nog steeds volledig vitale stobben die elk jaar weer sterk uitlopen!
Sommigen claimen dat 4-5 jaar uitlopers afknippen wel degelijk resultaat heeft (wellicht meerdere malen per jaar?). Andere technieken, gebaseerd op inzicht in natuurlijke processen, geven binnen een jaar resultaat. Zaailingen en struiken met de bosmaaier (zie ook hieronder) regelmatig bij de grond kort maken kan eindeloos herhaald worden, want de wortel blijft in leven en wordt elk jaar dikker en sterker.
Snoeien (o.a. door parkbeheerders) is ook zinloos, want de plant blijft bessen aanmaken en zich verspreiden.
Kortom, 'gangbaar' is werkverschaffing zonder uitzicht op een oplossing. Het is 'beheer' zonder uitzicht op een oplossing en doorgaans alleen een doorlopende toename van het werk, geen afname.

De realiteit is wel dat beheerders doorgaans zeer beperkt budget hebben voor beheer van specifieke exoten, waarbij AVK minder in de belangstelling staat. Maar het is goed mogelijk om met een kleine aanpassing van de werkmethoden van beheer over te gaan naar effectieve bestrijding met afnemende inzet van personeel en middelen.

7. Zaailingen zijn alleen (professioneel) met een bosmaaier onder controle te houden

Een bosmaaier is - simpel gesteld - een zware uitvoering van de grastrimmer voor gazonranden (met tweetakt motor). Het wordt ook wel een motorzeis genoemd. Met het juiste maaimes kan je allerlei soorten gewas aan tot een paar cm dik. Voor de bediening is wel een certificaat nodig (ARBO), net als voor de kettingzaag.
Voor AVK heeft de bosmaaier echter weinig resultaat. Met een mes dat de zaailing bij de grond afsnijd, blijft de wortel achter die nog volledig vitaal is en  het volgende jaar gewoon weer uitloopt en steeds dikker wordt. De uitlopers vormen bovendien rozetten (meerdere stammen) waardoor de struiken nog groter worden dan voorheen.  De bosmaaier is 'quick & dirty' gereedschap voor beheer, maar geen gereedschap voor bestrijding. Er kan met de bosmaaier snel gewerkt worden om te voorkomen dat struiken na een jaar of 4 (bij voldoende licht) zaaddragers worden, maar het is geen instrument voor sanering.

8. Vrijwilligers zijn niet in staat om effectieve bestrijding uit te voeren

Dit gaat (deels) op voor gelegenheidsgroepen als studenten, bedrijven en particulieren die een dagje boswerk willen doen op bv. de landelijke natuurwerkdag. Maar met de juiste voorlichting en begeleiding die bepalen of er enig resultaat wordt geboekt, kan dit wel.
Vrijwillige natuurwerkers die een groot deel van het jaar bezig zijn, kunnen met een gedisciplineerde aanpak en de juiste methodiek 100% resultaat boeken. Er zijn voldoende voorbeelden van de sanering (bestrijden zaaddragers en uitputting zaadbank) van tientallen hectares door vrijwilligers zonder gif en met eenvoudig handgereedschap. In een periode van 3-5 jaar per perceel met een aflopende inspanning is effectieve sanering zonder meer haalbaar. In de jaren na de sanering is een enkel manuur controle per hectare per jaar meestal voldoende, afhankelijk van het terrein.
Kortom, vrijwilligers kunnen vogelkers doorgaans effectiever bestrijden dan professionals, omdat het resultaat telt en niet de tijd en de in rekening gebrachte uren. Professionals zijn doorgaans beperkt tot het periodiek bestrijden van zaaddragers en komen zelden aan een effectieve sanering toe.

9. Niet rooien want de vogelkers houdt van omgewoelde grond

Iedere plant houdt van een omgewoeld zaadbed en meer licht op de bosbodem! 
Dit verweer slaat meestal op het "mechanisch" rooien van grotere bomen en struiken met een graafmachine. Daarbij wordt de bosbodem kapotgereden en in extreme mate bij kaalslag. In de omgewoelde bodem zitten nog veel zaden (kersenpitten) die vervolgens (explosief) tot ontkieming komen door de plotselinge toename van licht. Hiervoor wordt de term zaadbank gebruikt (tienduizenden per jaar onder een grote boom!) waarvan de pitten 3-5 jaar kiemkrachtig blijven (aflopend tot 7 jaar afhankelijk van de omstandigheden, zoals licht en droogte).
Als oplossing wordt wel de tactiek van de 'verschroeide aarde' toegepast, niet letterlijk maar door 'klepelen'. Hierbij wordt met een frees of wals bv. met kettingen alles in de grond kapotgeslagen van wortels tot kersen. Je vernietigd daarmee wel een complete biotoop maar dat is sommige beheerders de moeite wel waard.
Het handmatig uitspitten van zaailingen (tot 3 jaar oud) zorgt nauwelijks voor verstoring van de bosbodem, met name als de gaten even dicht getrapt worden en er blad of dennennaalden overheen gegooid worden.

10. We moeten maar leren leven met de Amerikaanse Vogelkers in Nederland

Deze defaitistische opstelling is een “self fulfilling prophecy”. Als je er maar genoeg in gelooft, dan komt het vanzelf uit.
Met een andere instelling van groen/natuurbeheerders en grondeigenaren kan het tij worden gekeerd. Ook particulieren kunnen meehelpen in hun eigen tuin. Niet overal tegelijk en niet massaal, maar stap voor stap. De bereikte successen en effectieve technieken moeten gedeeld worden om te laten zien wat er met beperkte middelen, de juiste werkmethoden, consistente aandacht en een goede wil mogelijk is.

Conclusies

Over elk van de bovenstaande punten is een interessante discussie op te zetten. Als we een verbetering willen krijgen, dan gaat het voornamelijk om het loslaten van oude patronen en een bereidwilligheid om mee te denken over alternatieven. En die alternatieven zijn geen 'geitenwollen sokken' verzinsels maar in de praktijk getoetste en effectieve werkmethoden die stoelen op elementaire eigenschappen van planten zoals de energiecyclus (opslag in de wortel om in het voorjaar weer uit te kunnen lopen).
Veel van de methoden van de professionele natuur- en groen beheerders zijn 'beheer'maatregelen die geen effectief resultaat hebben. Als er dan even een jaar of wat budget ontbreekt om de 'beheer'koers aan te houden, dan loopt de AVK binnen een paar jaar fors uit de hand.

Het jaarlijks 'beheer' van AVK (en andere invasieve soorten) met traditionele methoden is werkverschaffing met een constante behoefte aan mensen en materiaal, en geen bestrijding met een aflopende inzet na sanering.

Reacties zijn welkom met name als effective technieken gedeeld kunnen worden.

Fase 2 van de sanering, het uitputten van de zaadbank

De meeste artikelen op deze site gaan over het bestrijden van de zaaddragers van de Amerikaanse vogelkers (AVK) tijdens het saneren van percelen. Uiteraard is het zaak om allereerst de bomen en struiken die kersen produceren te bestrijden. Dat kan zelfs in de meest besmette gebieden in ruim een jaar rond zijn (zie Ringen). Maar de zaaddragers zijn uiteindelijk maar een deel van de oplossing voordat een perceel gesaneerd is.


Prunus Serotina
(rijpe kersen)

Wat er overblijft na het doden/verwijderen van de zaaddragers is de voorraad kersen in de bodem die de 'zaadbank' wordt genoemd. Een grotere vogelkersboom (rond de 10 jaar oud, 8-12 meter hoog) kan per jaar tienduizenden kersen produceren. Voor grote bomen van 30 jaar en ouder worden wel aantallen van 50.000 kersen en meer genoemd. Dit is de reden waarom na kaalslag of het mechanisch verwijderen van struiken er in de volgende jaren een explosie aan zaailingen optreedt. Het 'klepelen' van de bodem met een wals die alles inclusief de kersen vermorzelt (althans het overgrote deel) is dan een alternatief. Maar je houdt dan een kaal en leeg stuk grond over waar alles weer opnieuw moet beginnen. De kosten van dit alles zijn aanzienlijk.


Ontkiemen en groeien

De kersen blijven 5 tot 7 jaar kiemkrachtig in de bodem afhankelijk van de omstandigheden. In de directe omgeving van grote zaaddragers bevinden zich dus door de 'oogst' van jaren lang honderdduizenden kersen. Dit is inclusief verspreiding door vogels met een straal van gemiddeld 100 meter (niet lineair maar een klok-curve vanaf de boom).
Gelukkig ontkiemt maar een klein deel van de kersen, maar dat is al genoeg voor honderden tot duizenden zaailingen. Uiteraard wachten we liever niet tot die nieuwe planten ook weer kersen gaan produceren.

Hoeveel kersen ontkiemen tot zaailingen is sterk afhankelijk van:
  • schaduwbomen; naald- en loofhout in het perceel hebben elk een eigen dynamiek, houdt rekening met de kap van specifieke soorten voor o.a. houtoogst en omgevallen bomen door ouderdom en stormen; de dode (geringde) zaaddragers spelen hier ook nog een kleine rol
  • ontwikkeling van de kruidlaag - struiken (andere soorten), varens, etc. - kan de ontkieming remmen
  • bodembedekking: zand, mos, blad, gras/grassoorten, naalden, in combinatie met de opslag aan andere soorten
  • vruchtbaarheid van de bodem: zand, aarde in bv. tuinen en parken, dikte en samenstelling humuslaag in bossen (naald/loof bomen), etc.
  • droogte: grondwaterstand (bemaling) en neerslag

Elk perceel is verschillend en ook binnen percelen kunnen er verschillen zijn.

Ook de snelheid van het groeien van de zaailingen is afhankelijk van deze factoren. Bij optimale omstandigheden kan vogelkers tot anderhalve meter per jaar groeien. Dit is niet van toepassing voor zaailingen in de eerste paar jaar maar wel voor grotere struiken (vanaf het 2e tot 3e jaar) en bomen.

Het verwijderen van de zaaddragers vergt, afhankelijk van de besmetting, ongeveer een jaar (ringen en tot 2 keer afslaan). Maar voor het uitputten van de zaadbank moeten we 5 tot 8 jaar consequent aandacht voor een gebied plannen om de vogelkers onder controle te krijgen. Verslapt de aandacht tijdens deze periode een aantal jaren dan kunnen zich weer nieuwe zaaddragers vormen en begint het verhaal (horror genre) weer opnieuw.

Houd hierbij rekening met het volgende:
  • tijdens het uitputten van de zaaddragers door ringen, produceren de meeste bomen afhankelijk van timing en omstandigheden, ook nog kersen; voor solitaire zaaddragers die bv. per abuis overgeslagen zijn, kan hoog afzetten een alternatief zijn om nieuwe donaties in de zaadbank voor te zijn (dan wel na 6 weken de uitlopers afslaan en nog een keer herhalen).
  • soms kan zogenaamde 'noodvrucht' optreden, waarbij de geringde boom extreem veel kersen produceert, aanzienlijk meer dan normaal als een laatste stuip; dit is echter niet vaak geconstateerd en voegt mogelijk slechts procenten toe aan de al opgebouwde voorraad in de zaadbank.

Gelukkig is de inspanning voor de uitputting van de zaadbank over de periode van 5-8 jaar niet lineair. In de eerste jaren vergt het relatief meer tijd dan in de laatste jaren. Na elke controle zullen er minder kiemkrachtige kersen in de bodem achterblijven. De hoeveelheid tijd hangt af van de gevolgde werkmethode.

Bovendien is een jaarlijkse bestrijding niet nodig, gezien de tijd die zaailingen nodig hebben om uit te groeien tot zaaddragers (gemiddeld 4-5 jaar). Houd er wel rekening mee, dat de grotere zaailingen die je tijdens een controle mist, 2 jaar later gevaarlijk dicht bij het produceren van kersen kunnen komen.

Een extra controle of bezoek aan een perceel tussen de grondige controle om het jaar kan uiteraard nooit kwaad. Houd je gebied(en) goed in de gaten, zodat je niet voor verrassingen komt te staan en een onopgemerkt groepje zaailingen toch weer kersen gaat vormen.


Werkmethoden

De enige manier om de zaadbank uit te putten is door de zaailingen handmatig te verwijderen. Afknippen helpt niet (de wortel loopt bij jaarlijks of herhaald afzetten gewoon weer uit) en voor ringen of hoog afzetten zijn ze doorgaans te klein om de inspanning te rechtvaardigen. Dus blijft over om ze uit te trekken, of liever nog met de spade de wortel iets los te maken om ze vervolgens makkelijker uit te trekken.

Alle zaailingen verwijderen - van de allerkleinste van een paar centimeter hoog af - lijkt de meest grondige aanpak, maar is tijdrovend en vergt veel bukken en buigen. Bovendien zijn de kleinste zaailingen vaak moeilijk te vinden onder gevallen takken en andere struiken.

Aandachtspunten:
  • Struiken met blad zijn doorgaans makkelijker te herkennen (april t/m oktober) hoewel ervaren natuurwerkers kleinere struiken ook in de herfst en winter aan de bast en groeiwijze kunnen herkennen. Daarnaast zijn de lichtgroene kleur in het voorjaar en in het najaar (met weinig ander groen) optimale perioden in het jaar voor herkenning.
  • Zaailingen van minder dan 10 cm hoog zijn nog teer en breken makkelijk af, zeker als ze in gras staan of tussen de wortels van andere struiken; de wortels zijn de jaren erop iets moeilijker te verwijderen, maar met de spade erbij is het geen probleem.
  • Het is onmogelijk om 100% te verwijderen, net zoals bij het verwijderen van de zaaddragers zal je bij een 2e of 3e controle toch nog exemplaren tegenkomen.
  • De toegankelijkheid van het perceel (vlak, heuvelachtig, onderbegroeiing, bramen!) kan een aanzienlijke rol spelen.
  • Houd ook rekening met het broedseizoen van vogels, waardoor er maar een beperkt aantal maanden overblijven. In de meeste natuurgebieden is de toegang beperkt tijdens het broedseizoen van 15 maart tot en met 15 juli, maar voor sommige soorten is een langere periode van toepassing (bv. voor een tweede broedsel).

Daarom is het bij elk bezoek aan een perceel een kwestie van een keuze maken, welke zaailingen we verwijderen en welke we laten staan. Een vuistregel kan zijn om alles dat boven je knie of middel uitkomt te verwijderen, dus +/- vanaf 40 cm of 80. Het komt niet op de absolute centimeters aan. Wil je kleinere struiken weghalen, dan kan dat uiteraard, maar de exemplaren onder deze maat laten staan tot de volgende controle, kan efficiënter zijn.
De zaailingen die je laat staan, zorgen ook voor schaduw op de bodem, waardoor overblijvende kersen minder makkelijk ontkiemen.

Hou er wel rekening mee dat een zaailing op een open plek of bosrand (of zelfs maar langs een pad) sneller tot een zaaddrager kan uitgroeien, dan een exemplaar dat op een schaduwrijke plek staat. Idem voor struiken die in een humus laag of op zandgrond staan. Deze inschattingen zijn een kwestie van gezond verstand en oplettendheid. Neem deze overwegingen mee naast de hoogte van de zaailingen.

Het knakken van grotere exemplaren (meer dan een meter) is ook een optie. Door de top om te buigen tot deze breekt - maar niet afbreekt - rem je de groei van de struik. In de lente en zomer zolang er nog blad aan zit, is de herkenbaarheid van de struiken optimaal. In de herfst en winter zijn de geknakte struiken zonder blad makkelijk te herkennen en in deze maanden rustig uit te spitten.


Geen pruiken meer

De 'pruikenbomen' methode wordt wel eens aangegeven als bestrijdingsmethode voor zaailingen. Hierbij worden zaailingen/struiken met de bosmaaier, heggenschaar of motorzaag afgezet op 50-75 cm hoogte. De afgezette struiken lopen weer uit, maar zijn in hun groei geremd en zorgen voor schaduw die het ontkiemen van resterende kersen in de bodem remt.

Uiteindelijk moeten de wortels die men zo kweekt, toch weer worden verwijderd door spitten. Dit is door de dicht opeen staande struiken en de dikkere wortels moeilijker dan de zaailingen bij controle om het jaar uit te trekken en spitten.

Deze aanpak kan derhalve afgedaan worden als een beheermethode voor potentiële zaaddragers die een uiteindelijke oplossing vertraagt of zelfs moeilijker maakt. Het is echter een keuze voor beheerders die niet de luxe hebben van vrijwilligersgroepen die zorgvuldig de percelen met handgereedschap opschonen.


Bewaking na sanering

Ook na het uitputten van de zaadbank is het zaak om eens per 2 jaar elk perceel dat gesaneerd is grondig na te lopen op nieuwe zaailingen. Deze bewaking blijft nodig om kersen die door vogels worden ingevlogen tijdig te bestrijden. En de periode van 5-7 jaar voor kiemkracht is afhankelijk van allerlei factoren zoals bovenstaand aangegeven.

Tussen de 4 en 5 jaar - afhankelijk van de omstandigheden - kan een zaailing een zaaddrager worden. Houd dus de controle om het jaar aan en laat het niet nog een jaar schieten. Een gemiste zaailing van meer dan een meter kan 3 jaar later bij optimale condities al een aantal kersen produceren.
Door een planning te maken weet je of je voldoende tijd en menskracht hebt om de controles te doen. Het is aantrekkelijk om steeds weer een nieuw besmet gebied aan te pakken en de zaaddragers te verwijderen, maar je moet de opgeschoonde gebieden niet verwaarlozen want anders is het dweilen met de kraan open.

Uiteraard is het optimaal om de controles te doen in de maanden dat de vogelkers blad heeft wat de herkenning aanzienlijk vereenvoudigt.

De bewaking van gesaneerde percelen (zaaddragers dood en de zaadbank grotendeels uitgeput) vergt volgens de literatuur ongeveer 1 mensuur per hectare per jaar. Maar er zijn uiteraard aanzienlijke verschillen door de factoren zoals die bovenstaand zijn aangegeven.


Planning!

Bouw je eigen ervaringscijfers op en gebruik die bij het maken van een planning. Ga uit van het aantal beschikbare natuurwerkers en hun relatieve ervaring.

De staat van sanering en onderhoud van de percelen kan aan de hand daarvan op een kalender inzichtelijk worden gemaakt. De Google Agenda kan daarin al goede diensten bewijzen en kan via een gedeelde link voor alle betrokken natuurwerkers en begeleidende professionals inzichtelijk worden gehouden.

Na het uitvoeren van elke geplande activiteit plan je direct de vervolg actie en kan je inschatten of je het werk nog aan kan met de beschikbare menskracht en tijd.

Hoog afzetten, een achterhaalde techniek

In 2007 vond ik een beschrijving van een bestrijdingsmethode zonder gif  voor Amerikaanse vogelkers (en andere soorten). Dit is een uitputtingsstrategie die ook wel Hoog afzetten wordt genoemd. Hierbij zaag je - in juni en juli - de bomen en struiken op borsthoogte af en sla je 6 weken later de uitlopers af en 6 weken daarna nogmaals (voor het einde van het groei-seizoen). In het volgende seizoen is meestal nog controle nodig.

Deze techniek is een aantal jaren met succes en veel resultaat toegepast in de gebieden waar ik als natuurwerker werkzaam was. Gecombineerd met het jaarlijks uittrekken en uitspitten van zaailingen (uiteindelijk om het jaar) is het goed mogelijk om met bescheiden werkgroepen (< 10 man een paar uur per week) een gebied (ook zwaar besmet) goed schoon te krijgen en te houden.

Vanaf 2011 ben ik voorzichtig gaan experimenteren met het ringen van struiken en bomen en er uiteindelijk in 2013 volledig op overgeschakeld. Het verwijderen van de schors en de natte laag eronder over 10-15 cm en het afslaan van uitlopers onder de ring bleek een meer effectieve manier van werken te zijn om een aantal redenen.

We zetten de twee methodes en hun voor- en nadelen op een rij.


Hoog afzetten (op 130 cm)

Voordelen:

  • een eenvoudig toe te passen techniek (bijna iedereen kan een struik afzagen), maar wel de maanden juni-juli zo goed mogelijk aanhouden (energie in de wortel op het laagste punt) en de cycli van 6 weken aanhouden voor het afslaan van de uitlopers
  • de verspreiding van kersen wordt direct gestopt (maar er is nog veel nawerk nodig)
  • een effectieve manier om vogelkers zonder gif te bestrijden


Nadelen:


  • veel werk om de afgezaagde takken/bomen af te voeren, laten liggen op de locatie (rond de stobben) is geen optie i.v.m. de bereikbaarheid voor het afslaan en het bestrijden van de zaailingen
  • direct veel licht op de bodem waardoor een explosie van zaailingen optreedt
  • alleen in juni-juli optimaal, daarbuiten meer dan 2 keer afslaan van de uitlopers (veel extra werk)
  • alle resterende energie in de wortel moet uitgeput worden via uitlopers op de stam van 130 cm hoog, vandaar
    a. het afzetten in juni-juli wanneer de energievoorraad het laagst is
    b. de kritische timing van het 2-3 keer afslaan van de uitlopers om te voorkomen dat weer energie opgeslagen wordt (in ieder geval voor het einde van het groeiseizoen)
  • de uitlopers moeten over de hele lengte van de stobbe (130 cm) afgeslagen worden, niet te onderschatten met honderden tot duizenden stobben die nazorg behoeven; de meeste uitlopers zitten in het begin bovenaan (snoeizaag of hiep/hakbijl) maar bij de tweede keer uitlopen meer onderaan (spade)
  • goed afslaan van de uitlopers (aanzet van de uitloper wegsteken en niet met een snoeischaar o.i.d. afknippen); geen uitlopers (onderaan) vergeten
  • veel natuurwerkers vergeten de reden voor afzetten op borsthoogte (genoeg uitlopers laten ontstaan om de energievoorraad in de wortel uit te putten) en zetten struiken op kniehoogte of lager af waardoor je 3 keer of meer moet afslaan (en bukken)
  • het resultaat is een aantal jaren geen fraai gezicht met een kaalslag en velden met hoge stobben; opmerking bezoekers: “Het lijkt hier wel oorlog”

Gemiddelde hoeveelheid benodigde tijd (voor stammen van meer dan 3-4 cm doorsnede):
  • omzagen (afzetten): 10-60 seconden
  • opruimen van de takken en desgewenst de stam: van 15 seconden (flinke struik) tot een uur voor dikkere bomen (10 meter hoog of meer)
  • afslaan uitlopers (snoeizaag, slaggereedschap of spade): 15-45 seconden, de eerste keer hoger op de stobbe, daarna steeds lager



Ringen


Voordelen:


  • het hele jaar toepasbaar m.u.v. gebieden die tijdens het broedseizoen niet toegankelijk zijn
  • eenvoudig gereedschap: alleen een lichte spade nodig voor zowel ringen als afslaan van de uitlopers onder de ring (bukken niet of nauwelijks nodig), en een (snoei)zaag om de takken die tijdens het werk in de weg zitten af te zagen
  • het deel boven de ring draagt bij aan het uitputten van de energievoorraad in de wortel en deze bijdrage is aanzienlijk groter (3-5x?) dan bij hoog afzetten omdat de hele plant blad kan vormen en groeien
  • het blad dat zich vormt of al heeft gevormd (afhankelijk van het tijdstip van het ringen) geeft schaduw, waardoor het ontkiemen van kersen in de bodem wordt geremd, zelfs de kale takken beperken de hoeveelheid licht nog in de jaren daarna
  • weinig verstoring van het bos voor mens en dier en geen schade bij andere struiken door het omvallen van grotere vogelkers-bomen
  • de uitlopers alleen onder de ring (+/- 50 cm of minder) afslaan en minder gevoelig voor het aanhouden van een vaste periode, zolang de uitlopers maar afgeslagen worden voordat deze weer teveel energie in de wortel kunnen opslaan (meestal vanaf augustus/september)
  • de verstoring van het bos is minimaal, de bomen en struiken blijven gewoon staan, het valt de meeste mensen nauwelijks op als de ring eenmaal wat donkerder verkleurd is
  • alleen een spade nodig voor zowel het ringen als het afslaan,
  • het hout van de dode bomen droogt ‘op stam’ en kan na 2-5 jaar geoogst worden voor haardhout of van de grotere bomen voor houtsnijwerk of meubels (mooie kwaliteit kernhout)


Nadelen:


  • de techniek vereist een meer zorgvuldige toepassing
  • hoogte (op de stam, tussen knie en heup) en droogte van de ring (schoonmaken cambium)
  • niet in de houtvaten snijden/hakken
  • goed afslaan van de uitlopers onder de ring (aanzet van de uitloper wegsteken en niet met een snoeischaar o.i.d. afknippen); geen uitlopers (onderaan) vergeten
  • het hoe en waarom blijft niet bij iedereen even makkelijk hangen, je moet het snappen om het goed uit te voeren
  • de ring kan overgroeien (meestal van bovenuit) bij minder grondig werk (schoon en droog maken van de ring); de brug moet dan verwijderd worden en het kost nog een seizoen voordat de plant dood is;
  • bij slechte toepassing kan het aantal bruggen oplopen tot tientallen procenten, vooral als je alleen maar wat schors weg krabt of -snijd; te weinig kennis, ervaring en onderschatting zijn gevaarlijk!
  • bij grondig werk (een kwestie van goede instructie, toezicht en ervaring) groeit bij hooguit 1-2% een brug over de ring (controle tijdens het afslaan van uitlopers onder de ring); de brug kan weggezaagd of gehakt worden of bij meerdere bruggen is het sneller om een nieuwe en betere ring aan te brengen onder of boven de gefaalde ring
  • de plant kan een ‘noodvrucht’ produceren (veel meer kersen dan normaal) omdat de beschadiging van de ring een bedreiging is, waardoor de plant zich extra probeert voort te planten
  • de dode bomen en struiken langs paden moeten na een paar jaar laag afgezet worden om te voorkomen dat ze over de paden vallen of bezoekers verwonden, doorgaans is dit een paar procent van het totaal aantal dode planten; mooi werk voor de winter en het vroege voorjaar

Gemiddelde hoeveelheid benodigde tijd (voor stammen van meer dan 3-4 cm doorsnede):
  • ringen: 15-30 seconden (1)
  • afslaan uitlopers onder de ring (15-30 seconden); 2 maal
  • dode bomen opruimen langs paden en bosranden (na 3-5 jaar), afhankelijk van de grootte van de percelen
  • (1) Voor dikkere bomen is er 25-50% meer tijd nodig. Uitzonderingen zijn bomen van 20 jaar en ouder die een dikke bast kunnen hebben (afhankelijk van de locatie).

Conclusie


Het ringen van bomen heeft veel voordelen t.o.v. hoog afzetten. Bij uitzondering (moeilijk toegankelijk, bomen tegen elkaar aan, etc.) is hoog afzetten selectief toe te passen.

NB: Achteraf bleek dat andere natuurwerkgroepen het ringen al veel eerder toepasten maar door het afschermen van directe contacten tussen groepen (van hogerhand) bleef de informatie helaas onbekend in bredere kring.

Ringen: goed schoon, niet te diep of te hoog op de stam

In het stuk bos waar ik al jaren de vogelkers bestrijd is een hulp-kracht opgedoken. Volgens getuigen een jonge knaap. Altijd fijn als er iemand mee wil helpen maar wat minder als dat gaat zonder overleg of instructie. De kans op fouten is dan groot ondanks de goede bedoelingen.

De nieuweling is aan het werk gegaan met scherp slag-gereedschap (bijl, hiep, kapmes, trekmes?) en zo te zien zelfs met een haakse slijper. Zoals elders aangegeven is een gewone spade, ongeslepen, meer dan genoeg om door de zachte schors van de vogelkers te komen. Alleen voor de Am. eik (taaiere en dikkere bast) is echt scherp gereedschap nodig (trekmes of schelschop).


De ring niet goed schoon

Zie ook elders de kreet "De Hoogte van de ring is minder belangrijk dan de Droogte van de ring". Met droog wordt bedoeld dat het cambium (de natte tussenlaag) goed wordt weg geschraapt. Doe je dat laatste niet, dan zie je in de ring dikke lagen bruin opgedroogd cambium wat het voor de boom makkelijk maakt om over de ring heen te groeien.

Het cambium is de natte laag van waaruit zowel de bast naar buiten aangroeit en het hout (in ringen) aan de binnenzijde wordt gevormd. Snij je op sommige plaatsen een deel van de bast weg maar maak je het onderliggende hout niet schoon en droog dan is de kans groot dat de boom de ring gaat overbruggen. Bij de vogelkers gebeurd dit meestal van boven de ring naar beneden. Een niet goed schoongemaakte ring bij een vogelkers kan in een groeiseizoen overgroeien en het resultaat is dat de boom weer 100% vitaal is.

Wat bruine vlekken of strepen in de ring zijn niet zo erg maar als die van bovenin de ring tot onderaan doorlopen dan is het fout. Je kan dit vaak al waarnemen als je 10-15 minuten of later na het schoonmaken van de ring langs loopt.

Zie ook Een brug te ver.


Te diep ringen

 De essentie van ringen is dat je het transport van energie naar de wortel via de zogenaamde bastvaten (in de schors) onderbreekt maar dat je water en voedingsstoffen uit de wortel wel naar boven laat komen via de houtvaten (in het levende hout). Wanneer je echter bij het ringen ook flink in het deel met de houtvaten hakt dan onderbreek je de stroom naar boven en heb je effectief de boom afgezet op de hoogte van de ring.

De houtvaten zitten in het spinthout, het buitenste nieuwe en zachte hout, ook wel saphout genoemd. Het kernhout zit binnen in de boom en is massief, het geeft de boom zijn kracht (skelet). De houtvaten komen in het jongste deel van het spinthout aan de buitenzijde meer voor van richting kern. Ze verdrogen geleidelijk (verdroging gom) terwijl het spinthout overgaat in kernhout naarmate de boom ouder wordt.


Een haakse slijper lijkt een mooi stuk gereedschap om mee te ringen maar snijd ook snel aardig diep. Dat gereedschap bleek op twee manieren gebruikt te zijn. Eerst om traditioneel te ringen (bast weghalen) en daarnaast om 3 smalle ringen boven elkaar vrij laag op de stam aan te brengen. Bij beide manieren zijn de houtvaten onderbroken waardoor het transport naar boven ongetwijfeld geheel of gedeeltelijk onderbroken is.

Maar is zo'n haakse slijper (op een accu) nou sneller en makkelijker? Als we ringen met de spade dan neemt dat voor een boom van 5 tot 10 cm doorsnede rond de 30 seconden in beslag met de spade (meer naar mate de omvang en de dikte van de schors). Ik zie dat met de haakse slijper nog niet sneller gaan.

Een alternatief voor de haakse slijper kan zijn om in plaats van een slijpschijf een staalborstel (schijf) te monteren en daarmee de bast en het cambium weg te borstelen. Dat zou in principe redelijk snel kunnen gaan. Maar je loopt wel met een niet al te licht accu gereedschap in je handen en zowel de accu als je handen geven uiteindelijk op. Met een spade kan je rustig een uur of langer werken terwijl je ook zaailingen en kleinere struiken uit kan spitten. Handgereedschap is niet altijd inferieur aan sterk-maar-beperkt elektrisch gereedschap.


Te hoog ringen

Door te ringen op 120-140 cm (borst- tot schouderhoogte) hoef je niet te bukken. Maar bedenk wel dat de boom over het gehele deel onder de ring kan uitlopen. Normaal ring je op 50-75 cm hoogte (ruwweg tussen knie en heup). Dat mag iets lager afhankelijk van de hoeveelheid licht voor de boom. Bij meer licht (bv. een pad of de bosrand), da kan je iets lager ringen. Het is uiteraard de bedoeling om met de uitlopers onder de ring de laatste restjes energie uit de wortel te trekken zodat de boom dood gaat. Maar dan wel de uitlopers weer afslaan voordat die een beperkte hoeveelheid energie in de wortel opslaan aan het einde van het seizoen. Blad en uitlopers boven de ring spelen geen rol meer in het energie verhaal, afgezien van het verbruik.

Maar ga je ringen op een driekwart tot een hele meter hoger dan neem je ook voor lief dat je over de grotere hoogte uitlopers moet afslaan. "Ach, geen probleem... toch?". Bedenk dan even dat als je (met een groep) in een perceel per jaar 1.000 bomen ringt, je ook een slordige 750-1.000 meter extra (!) stam van uitlopers moet ontdoen. Maak het jezelf niet moeilijker dan het hoeft te zijn.

Kortom, 'bezint eer gij begint'. Elke actie heeft zijn consequenties of zoals ons aller Johan placht te zeggen 'elk voordeel heb se nadeel'. Bij te hoog ringen is dat extra werk bij het (herhaald) afslaan.


Voorbeelden

De enthousiaste hulpkracht lijkt zelf wat uit te proberen. Op zich een mooi initiatief. Maar bedenk even dat er aangrenzend zo'n 4.000 geringde bomen staan als voorbeeld. En goed voorbeeld doet goed volgen. Of is het wiel uitvinden toch leuker?

De beste aanpak lijkt toch om informatie in te winnen en je te melden bij de boswachter dat je beschikbaar bent voor werkzaamheden.


Am. Eik: 1 uitloper geringd... proefje!?


De donkere kant van schaduwbomen

Op de vraag wat bosbeheerders aan de bestrijding van de Amerikaanse vogelkers (AVK) doen, wordt vaak geantwoord dat "schaduwbomen" gebruikt worden, waardoor de bospest "onder controle" wordt gehouden.
In dit artikel houden we deze aanpak tegen het licht.

Hoe werkt het?

Elke plant is afhankelijk van licht, ook de AVK. Als er in een bosperceel minder licht is, dan zullen de zaden van allerlei soorten beperkt worden in hun gelegenheid om te ontkiemen en tot grotere struiken en bomen uit te groeien.
Door soorten aan te planten die veel schaduw geven (zie "soorten" hieronder), wordt o.a. de AVK geremd in haar woekering. Percelen worden minder snel besmet door vogels die in hun ontlasting kersen-pitten achterlaten en de weinige zaailingen van de AVK groeien langzamer en zijn makkelijker te bestrijden (lees beheren).

Als er verder geen beheer voor de AVK plaatsvindt, dan groeien de aanwezige struiken en bomen langzamer en woekeren niet meer ongehinderd, maar de planten gaan zelden dood. Ze wachten op "betere tijden". Er treedt dwerggroei op en de wortels slaan zo veel mogelijk energie op als reserve in het donkere bos.
Er is dus nog steeds behoefte aan - weliswaar beperkt - beheer (aanpak zaailingen en zaaddragers).

De toepassing van schaduwbomen wordt vaak gecombineerd met de term "bos progressie". Dit houdt in de "opvolging van soorten" die van een 'jong' bos een uiteindelijk volwassen bos maken met een specifieke samenstellen zoals een eiken-beuken bos. Men gaat dan uit van wat een "natuurlijk bos" is of zou moeten zijn. Maar waar komt dat nog voor in ons overvolle landje? Overal wordt ingegrepen en beheerd in plaats van de natuur echt haar gang te laten gaan. Een ultieme travestie van "natuurlijk" zijn de Oostvaardersplassen waar de beheerders en de echte natuurkenners en liefhebbers al jaren over vechten. Geen win-win maar een lose-lose resultaat.


Willen we wel donkere bossen?

De eerste vraag die opkomt, is of we in plaats van de gevarieerde bossen (veel verschillende soorten) wel donkere bossen willen hebben, alleen voor de bestrijding (lees beheer) van de AVK?
Het antwoord is in veel gevallen een hartgrondig "Nee"!
Bv. een beukenbos is prachtig - in een park - maar ecologisch is het bijna een woestijn waarin andere soorten (afgezien van een beperkt aantal andere schaduwbomen) nauwelijks een kans krijgen.

In plaats van een open bos met zomereik, lijsterbes, vuilboom met daartussen grove den, hier en daar een taxus of een fijnspar en andere naaldbomen, daartussen grasveldjes, etc., krijgen we een bos dat het grootste deel van het jaar donker en soorten-arm is. En dat alleen maar om de AVK te bestrijden! Alle voordelen van het bestaande bos gaan verloren.

De intentie is meestal wel om - nadat de AVK onder controle is - een groot deel van de schaduwbomen weer weg te halen. In de praktijk wordt de AVK alleen geremd en zal bij meer licht op de bosbodem - en de grootschalige verstoring door de kap (!) - de kans groot zijn op een explosie van de AVK. D.w.z. dat de zaadbank in de bodem sterk tot ontwikkeling kan komen en de nog aanwezige struiken zich snel tot uitbundige zaaddragers zullen ontwikkelen.
Kortom, veel geschreeuw en weinig wol!


Welke soorten bomen worden gebruikt als schaduwbomen?


De douglas spar
Deze snel groeiende naaldboom (ook een exoot) zorgt voor veel schaduw. Als de bomen binnen een paar meter van elkaar staan, dan groeit er onder de douglas vrijwel helemaal niets meer. Behalve een enkele vogelkers die met traditionele methoden beheerd wordt.

De beuk
Dit is een zeer fraaie loofboom met een dicht bladerdek. Een nadeel is wel dat een beuk die groeit binnen een meter of 10 van een zomereik vrijwel een doodsvonnis betekent voor de zomereik. Hetzelfde geldt voor veel andere soorten die allemaal licht nodig hebben voor groei en verspreiding van zaden.

Verder komen soorten als de els, de esdoorn en andere soorten met een relatief dichte en brede kruin in aanmerking. Zelfs de Amerikaanse eik, ook een exoot, kan gebruikt worden.


Consequenties voor andere soorten

Zoals hierboven al aangegeven bij o.a. de beuk zullen schaduwbomen consequenties hebben voor alle andere soorten in het bestaande bos. Het bos zal dan ook ingrijpend veranderen en met de ontwikkeling van de schaduwbomen zal het aantal soorten afnemen of sterk onder druk staan.
Niet alleen de flora wordt aangetast maar ook de fauna. Het aantal diersoorten zal afnemen of in ieder geval veranderen. Er zullen minder soorten voorkomen van insecten, reptielen, vogels, zoogdieren en dieren die beter gedijen in de nieuwe biotoop zullen (deels) hun plaats innemen.

Kortom, er wordt actie ondernomen om de ondoordachte ingreep in de natuur - de introductie van de woekerende AVK - teniet te doen en de gevolgen zijn bijna net zo erg - zo niet erger - dan de kwaal.
Dus schieten we onszelf c.q. de natuur in de voet met de schaduwbomen?


Wat kost het?

Schaduwbomen haal je niet zomaar kant en klaar bij de kwekerij. Het kost soms tientallen jaren om een boom zover uit te laten groeien dat hij een significante hoeveelheid schaduw produceert. En in die tussentijd is beheer nodig om te voorkomen dat de AVK te veel woekert.

Per hectare moeten honderden bomen uit de kwekerij geplant worden. Inclusief arbeidsloon gaat dat duizenden euro's per hectare kosten. En het resultaat zal tientallen jaren op zich laten wachten.
De deskundigen vertellen ons ondertussen "het komt wel goed zo" maar kunnen weinig of geen concreet resultaat laten zien bij demonstratie-percelen. Het zal hun tijd wel duren...


Het opportunisme van de AVK

De AVK is een opportunistische plant die geen gelegenheid onbenut laat. Een gaatje in de bladerkroon, snel een tak naar links uit laten groeien. Een omgevallen boom is een gelegenheid voor de zaadbank om snel te ontwikkelen voordat het bladerdek zich weer sluit.
Na een storm waarbij meerdere bomen dicht bij elkaar omgevallen zijn zal zo een kern vormen voor besmetting van een groter deel van het bos, sneller dan de schaduwbomen kunnen reageren.
Kortom, ook in een bos met veel schaduwbomen zal alert beheer nodig zijn om de AVK in de gaten te houden en te beheren.

Bij bosranden houdt het effect van de schaduwbomen helaas op. Aan de rand van een perceel zie je dan toch een woekering van de AVK, omdat er in de rand van het bos meer licht is. Hetzelfde zie je vaak langs de paden die breder zijn dan een wildspoor. Bij een pad van 2 meter breed komt er al zoveel meer licht op de bodem dat de snel groeiende AVK daar toch gaat woekeren.

Hetzelfde zien we in parken en groenvoorzieningen die vaak stroken van minder dan 10 meter aaneengesloten bomen hebben. Telkens waar meer licht op de bodem komt zal de AVK toeslaan. Beheerders van die gebieden moeten met een regelmatige controle (jaarlijks en om het jaar) alert zijn. In de praktijk hoor je de mensen in het veld klagen dat je vogelkers zaailingen "wel uit kan blijven trekken" maar niet zelden blijken er dan in de omgeving een aantal zaaddragers te staan die men over het hoofd heeft gezien.


Conclusies

Met de bovenstaande opsomming lijkt aangetoond dat de theorie van schaduwbomen voor de bestrijding van de AVK geen oplossing is maar alleen de zoveelste beheermaatregel die de nodige tekortkomingen heeft.
Er zitten (te) veel donkere kanten aan de toepassing van schaduwbomen.
Maar erkennen van de feiten is vaak moeilijk en veel professionals kiezen liever voor de loopgraven om de eigen positie te verdedigen.

Wat staat er echt in de schaduw?
In veel gebieden en bij 'gezaghebbende' organisaties (SBB... kuch) ontbreekt het aan een open opstelling voor een structurele aanpak voor de bestrijding van de vogelkers en blijft men hangen in uitzichtloze beheer maatregelen. Uiteraard zijn er gelukkig uitzonderingen, maar de acceptatie van een alternatieve aanpak gaat langzaam... met veel jaarringen. 
Ondertussen blijft het dweilen met de kraan open. Helaas gaat men er te gemakkelijk van uit dat bestrijding (vrijwel) niet mogelijk is en dat er geen budget voor is. De huidige aanpak en budgetten onderschrijven dat en dus is de kring rond en gaat men over tot de orde van de dag.

Maar er is met kleine aanpassingen in de werkwijze van bosbeheerders wel veel meer resultaat te behalen dan met het huidige beheer en schaduwbomen.