The root of all evil

Het probleem bij de bestrijding van de Am. vogelkers zit hem in de wortel. Daardoor is deze “helse plant” moeilijk te bestrijden. De oorzaak zit ook in de bodem, omdat door het gebrek aan specifieke bodembacteriën buiten Noord-Amerika de plant agressief en ongestoord kan woekeren. Bovendien is het een fraaie struik (kers) die men in eerste instantie laat staan... tot het (bijna) te laat is.

De Am. vogelkers is een taaie rakker die goed bestand is tegen droogte en kou en uitbundig kan uitlopen na afzagen. De weerstand en groeikracht zijn grotendeels te danken aan een grote energieopslag in de wortel (bijna een knol bij oudere planten), waardoor de plant in het voorjaar als één van de eerste uitloopt en tot laat in het najaar energie kan blijven opslaan.
De bestrijdingsmethoden (zie de uitgebreide artikelen hierover) draaien dan ook allemaal om beheersing van de energievoorraad in de wortel.

  • Het rooien is de meest extreme vorm van bestrijding, waarbij de plant met wortel en al uit de grond gehaald wordt. Laat hem niet met te veel aarde aan de kluit op een vochtig plekje liggen, want dan kan hij weer wortels in de aarde vormen en gewoon doorgroeien.
  • Bij de behandeling met gif (RoundUp) zorgt een plantenhormoon voor een geforceerde groei van de wortel, waardoor deze al zijn energie daaraan verspeelt en de plant dood gaat.
  • Door het ringen van de stam (tussen 50-100 cm hoogte) kan er geen energie meer naar de wortel afgevoerd worden (via de schors), maar wel verbruikt worden tijdens bladvorming en groei (transport door de houtvaten, deze dus niet beschadigen!). De eventuele uitlopers onder de ring moeten wel afgeslagen worden. De mate van uitlopen is afhankelijk van de schaduw onderaan de stam en het tijdstip van ringen (minder uitlopen bij ringen in de zomer, meer in de andere jaargetijden).
  • Bij het hoog afzetten (afzagen op borsthoogte, 130 cm) en het vervolgens herhaald afslaan van de uitlopers zorgen we er ook voor dat de energie in de wortel uitgeput wordt. Wel is het zaak om alleen af te zetten, wanneer de energievoorraad in de wortel op het laagste punt is (juni-juli) en het afslaan om de 6 weken bij te houden (arbeidsintensief).
  • Laag afzetten en de uitlopers afslaan heeft geen zin omdat dit de energie te weinig uitput (te weinig uitlopers op de resterende stam), tenzij je de uitlopers twee keer per maand af wil slaan (ondoenlijk bij grotere oppervlakten). Alleen de combinatie van laag afzetten met drukbegrazing (schapen) of gif heeft succes.

De beste methode is het ringen, omdat het vrijwel het hele jaar toegepast kan worden met eenvoudige middelen (spade en/of schraper), het enige tijd beperkte schaduw op de bodem geeft, er weinig verstoring van de bodem is en de begroeiing grotendeels intact blijft (optisch voordeel voor bezoekers, langzaam afsterven en vervallen van de struiken en bomen en opvolging door andere soorten).

Het saneren van een perceel kan een hele klus zijn, afhankelijk van de graad van besmetting (het percentage vogelkers t.o.v. andere flora, de leeftijd van de struiken en bomen, de gesteldheid van de bodembedekking en de aanwezigheid van schaduwbomen).
De beheersing van de gesaneerde percelen is haalbaar door elk jaar of om het jaar de zaailingen handmatig te verwijderen. De zaailingen van succesvol bestreden planten zullen 3-5 jaar in afnemende mate een rol kunnen spelen, waarna de zaadbank van eerder gedeponeerde zaden grotendeels uitgeput is. Daarna spelen alleen zaden van planten uit naburige percelen een rol die door vogels verspreid worden, maar die hoeveelheid is vele malen kleiner dan van de zaadbank.

The seeds of destruction

De Am. vogelkers produceert overvloedig zaad en heeft daardoor een sterke verspreiding. Het grote aantal planten zorgt voor woekering en uiteindelijk vrijwel een monocultuur waarin de meeste andere soorten verdrongen worden. Een gezond en gevarieerd bos kan daardoor ernstig verstoord raken en het kost veel inspanning en tijd om het natuurlijk evenwicht met inheemse soorten weer terug te laten keren.

In het voorjaar zijn de grote trossen groene bessen (kersen) goed te zien aan de zaaddragende struiken en bomen. Afhankelijk van de omgevingsfactoren (voornamelijk licht en water) kunnen jonge struiken al vanaf het 3e jaar bessen produceren. In het najaar kleuren de bessen van rood naar zwart.

Een deel van de kersen wordt door vogels opgegeten die deze niet verteren maar alleen het vruchtvlees van de pit halen in hun maag en darm. De meeste pitten worden binnen een straal van 100 meter van de boom weer uitgepoept, wat een beperking is voor de snelheid van de verspreiding. Op plaatsen waar de vogelkers overheerst komen meestal minder vogels voor dan in een gevarieerd bos door het gebrek aan andere flora als voedingsbron en omdat er alleen in het najaar aan de rijpe kersen een maaltje te halen valt.
Mensen kunnen de kersen ook eten, maar pas op voor maagklachten want de pitten bevatten een behoorlijke dosis blauwzuur (uitspugen dus!). De rijpe kersen kunnen gebruikt worden om er jam van te maken en na het koken van de vruchten worden de pitten er uit gezeefd. De rinse smaak van de jam vinden sommige mensen lekker, al zijn er aanzienlijke hoeveelheden geleisuiker voor nodig om er een smakelijke jam van te maken.

De meeste kersen vallen in het najaar van de takken en komen op de bodem terecht. Het uitlopen van deze vruchten wordt sterk bepaald door de samenstelling van de bodembedekking. Op vruchtbare (kale) grond en weinig schaduw zal een groot gedeelte uit kunnen lopen. Blad (ook van de plant zelf) zal al een aanzienlijke remming geven, idem dennennaalden. Het meest effectief tegen het uitlopen van de kersen is het fijne bosgras (“bochtige smele”) dat het overgrote deel van de kersen in de kiem smoort, waarschijnlijk doordat ze in het gras blijven hangen en verdrogen voordat ze de bodem kunnen bereiken.

Een goed voorbeeld van de effectiviteit van het bosgras dat ik ooit aantrof, was een solitaire boom van minstens 25 jaar oud die door professionele motorzagers over het hoofd gezien was. Hij was kennelijk te groot om op te vallen. Een boompje van 8 cm doorsnede een paar meter verderop had mogelijk de aandacht afgeleid. Met een doorsnede van 25 cm onderaan de stam en een hoogte van ruim boven de 15 meter had deze boom jarenlang duizenden zaden laten vallen. Het resultaat was slechts een bosje struiken direct onder de grote boom waar het overvloedige blad het gras onderdrukt had. Slechts 5 meter van de boom hield het bosgras de overige zaden kennelijk probleemloos tegen.

Mijn advies: iedereen aan de vogelkers jam!

Boris


Natuur guerrilla's en ninja's

Deze column begon met de werktitel “Weer één zomereik gered”, maar allengs kwam er het één en ander bij. Zo gaat dat soms, als je zaken in een context wil plaatsen.

Tijdens het uitlaten van de hond viel het me regelmatig op dat in een bosje vlakbij mijn huis (op gemeentegrond) een Am. vogelkers vlak langs de stam van een zomereik van een meter of 6-7 hoog groeide. Dat kan de doodsteek voor de eik betekenen, als de vogelkers met zijn uitbundige blad al het licht wegneemt. Nu kan je zoiets melden bij de gemeente, maar met alle bezuinigingen kan je dat gevoegelijk wel vergeten. Dus besloot ik er zelf maar eens wat aan te doen.
Gewapend met spa en snoeizaag kwam ik aan bij de eik om al snel tot de conclusie te komen dat de situatie veel ernstiger was dan ik dacht. Het blad van de boom had tot nu toe de werkelijke omvang van de problemen verhuld. Naast de vogelkers van een meter of 5 stonden er nog paar kleinere vogelkersen en 15 tot 20 zaailingen van de Am. eik onder de takken van de zomereik. Bovendien groeide er een bos klimop om de stam en stond er een beukje van een meter hoog bijna tegen de stam van de zomereik. Die laatste heeft de naam “eikendoder”, omdat de beuk met zijn bladrijke kroon de eiken in de buurt om zeep helpt.

Enfin, hakken maar! Eerst de zaailingen weggespit, wat bij de Am. eik lastig is, want die vormt direct een penwortel die je zo diep mogelijk moet doorsteken. De zaailingen van de Am. vogelkers waren geen probleem en de grote vogelkers was snel geringd. Daarna de klimop eraf gezaagd en getrokken en de beuk gerooid. Schoon! En de eik heeft weer volop de kans om oud te worden. Wel moet ik de besmette plek af en toe in de gaten blijven houden. Alle bedreigers hebben een grote kans om terug te komen door andere struiken en bomen in de omgeving. Er stonden ernaast nog een paar vogelkersstruiken, maar die neem ik een andere keer wel te grazen, eerst nog wat ander boswerk te doen.

Van zo´n klusje krijg je het even lekker warm, maar het goede gevoel dat je overhoudt na zo´n actie duurt een stuk langer. Zo'n subversieve actie op gemeentegrond brengt elke keer weer een positieve herinnering naar boven, als je langs de plek loopt. Vandaar ook de titel “guerrilla natuurwerk” want het is een beetje een overvaltactiek. De term is niet nieuw, want die wordt al jaren gebruikt voor bv. “Guerrilla gardening” waarbij groenfanaten plotseling opduiken om illegaal wat planten neer te zetten op een grijs stukje stad en daarmee de troosteloze omgeving wat op te fleuren. Wat mij betreft een stukje zinvol geweld!

Soortgelijke acties onderneem ik wanneer het me uitkomt, maar dan natuurlijk qua natuurwerk en niet met plantjes. Als er maanden of jaren een boom over een hek ligt die niet opgeruimd wordt, dan begint het bij mij te kriebelen en kom ik (uiteindelijk) in actie. Als een natuurwerkninja sla ik dan onverwacht toe met gepast gereedschap en uiteraard meestal zonder overleg met de grondeigenaar. Die laatste is wat mij betreft te belazerd om er iets aan te doen en dan moet je niet beleefd gaan vragen of jij het voor hem mag doen. Gewoon Doen! Je maakt niets kapot maar verbetert de omgeving.

Dus allemaal een baret op en met tuingereedschap stiekem aan het werk? Nee hoor, iedereen moet voor zichzelf weten of hij/zij er zin in heeft. En het hoeft niet (altijd) stiekem, als zich de gelegenheid voordoet om met iemand in gesprek te komen die het onderhoud zelf niet kan uitvoeren, dan moet je zo'n kans niet laten liggen. Ook kan je heel klein beginnen door bv. die afgewaaide tak eens zelf van het grasveld te halen en niet op de hovenier van de gemeente te wachten. Wanneer een tak over een pad in de weg hangt bij regen, dan neem je toch een keer een kleine snoeischaar mee!
Als je de smaak te pakken hebt, dan kan je ook samen met anderen (kleine) projecten aanpakken die je interessant lijken.

Meestal krijg je geen enkele reactie uit de omgeving, maar soms hoor je iemand veel later opmerken “Kijk, ze hebben die boom eindelijk opgeruimd” of zoiets. Dan gniffel ik stilletjes en geniet van een klein stukje erkenning van de stiekeme actie, al zit ik daar niet op te wachten. Welke boskabouter daar aan het werk geweest is, gaat ze niets aan. Ik heb er plezier van elke keer dat ik er langs kom en dat is genoeg beloning.

Veel plezier met je eigen natuur-ninja projecten.

Boris