Gereedschap: de spade – steken of breken

Je zou zeggen dat scheppen en spaden zich wat makkelijker laten toelichten dan de beugelzaag (zie “De zingende zaag”), maar ook over dit gereedschap zijn boekwerken te schrijven.

Nu zou je denken dat de meeste mensen wel weten, hoe je met een spade moet omgaan. De praktijk is meestal anders. De meeste weten wel de goede kant te vinden om vast te houden... maar dat is vaak de grens van de kennis en vervolgens slopen mens en gereedschap uiteindelijk elkaar. Zoals een boswachter eens opmerkte “Vrijwilligers (voor een dag) krijgen van mij geen spa mee, want dan krijg ik een hoop gebroken stelen terug”. Op een natuurwerkdag bleek echter dat met een korte demonstratie en toezicht van de vaste krachten een middag lang hard gewerkt kon worden zonder dat er een steel sneuvelde. Een gewaarschuwd mens telt voor twee!

Het verschil tussen een schep/schop en een spade is dat de eerste bedoeld is voor grondverzet (grond/zand op de schop nemen) en de tweede voor spitten (losmaken van de bodem).

Scheppen zoals de zandschep of bats hebben een steel die gebogen is op +/- 20 cm van het blad en de steel is onderaan dikker omdat het gereedschap haaks op de steel belast wordt door het te verplaatsen materiaal op het blad te nemen. Het blad heeft een lichte hoek met de steel en is doorgaans van relatief dun plaatstaal (1 mm, in één klap gevormd in een mal) en vaak gevormd om materiaal op het blad te houden met opstaande randen en niet bedoeld om veel kracht uit te oefenen op de voorzijde van het blad. De schep wordt in het zand of de aarde gestoken (al dan niet met de voet) en het te verplaatsen materiaal wordt op het blad genomen – door de steel naar achteren te drukken – om het in een emmer of kruiwagen of elders te deponeren. De zandschep of bats is een voorbeeld van een veelgebruikte schep met een handvat of met een lange steel zonder handvat. De ouderwetse kolenschop is een ander gespecialiseerd voorbeeld.

Een spade is bedoeld voor het omspitten van grond en heeft een dunnere rechte steel die in de lengte van de steel belast wordt bij het in de grond steken. Het blad van de spade ligt in het verlengde van de steel en is licht gebogen overdwars en is van dikker smeedijzer (meerdere millimeters dik) met een langere, gesmede hals waar de steel in gestoken wordt. Bij het omspitten (losmaken) van een stuk grond met een spade wordt het blad in de grond gestoken of getrapt en de kluit wordt vervolgens met een draaiende beweging vooruit en opzij van het blad geworpen. Een spade kan ook gebruikt worden om een plantgat te graven waarbij de grond ook weer met een draaiende beweging vlak naast het gat gedeponeerd wordt. Een spade steekt makkelijk door wortels heen, maar voor een dieper/breder plantgat (voor een struik of boom) is een schep beter gereedschap voor het grondverzet. Hoe zwaarder de grond die omgespit moet worden, des te smaller het blad van de spade. Een extreem voorbeeld is de klei-spa met een blad van rond de 10 cm breed. Ook voor het steken van turf (langwerpige briketten) werden smalle en vooral lange bladen gebruikt.

Voor natuurwerk gebruiken we vaak de spade om struiken uit te spitten, maar als er grond of zand verplaatst moet worden (bv. met de kruiwagen voor erosiebestrijding), dan is de bats of zandschep (met korte of lange steel) het aangewezen gereedschap.

Bij het rooien van bv. een vogelkersstruik of -boom(pje) steken we met een spade de wortels van de struik door op een afstand die evenredig is met de grootte van de struik. Hoe groter de struik, hoe verder weg we moeten steken om op dunne wortels uit te komen. Hoe dikker de wortels zijn die we doorsteken, des te groter de kans dat deze later weer zullen uitlopen.

De vogelkers heeft doorgaans een groot aantal horizontale wortels die dicht onder het oppervlakte zitten, althans als de humuslaag niet te dik is. Op arme zandgrond met weinig humus kan een struik van een paar jaar horizontale wortels hebben van een halve meter of meer, maar het komt voor dat een struik horizontale wortels vormt van 2 of 3 meter op zoek naar water. Struiken van een paar jaar oud hebben een dikke centrale wortel die gebruikt wordt voor de energieopslag (als zetmeel) die bij oudere struiken/bomen 10 cm of meer in doorsnede kan zijn en soms tientallen centimeters lang. Bij het uitspitten steek je om die grote joekels heen om stelselmatig de dunnere uitlopers door te steken. Penwortels – die recht naar beneden groeien – komen zelden voor in arme grond maar kunnen door lokale bodemgesteldheid wel gevormd zijn bij een klein percentage van de struiken.

Door tegen een vogelkersstruik te duwen kan je meestal zien, waar de dikste wortels zitten (de grond beweegt daar) en die steek je dan eerst door, verder van de stam naarmate de wortels dikker zijn. Door weer de struik te manipuleren zie je, waar de resterende wortels zitten. Uiteraard is het ook mogelijk om in een cirkel rond de struik de wortels door te steken, maar dan steek je soms net zo vaak mis als raak.
Het helpt, als je samen met iemand werkt, waarbij de één de struik opzij duwt (waardoor je er makkelijker bij kan) en de ander de wortels doorsteekt. Dan hoef je ook niet steeds te wisselen tussen steken en aan de struik trekken om te zien of je alle wortels al hebt gehad. En als je de taken wisselt, dan is het inspannende werk ook makkelijker vol te houden. En ondertussen kan je over van alles en nog wat van gedachten wisselen, bij voorkeur over natuurwerk want over het voetballen klep je maar ergens anders :-).

Wat ook kan helpen bij het rooien, is de struik eerst hoog af te zetten (op 130-150 cm afzagen), waardoor de takken minder in de weg zitten tijdens het spitten. De lange staken kan je dan ook prima gebruiken als hefboom om de wortels te breken of voor het spitten zichtbaarder te maken. Veel kleinere struiken die met de uitputtingsmethode in juni-juli hoog afgezet zijn, maar uit blijven lopen, kunnen ook na verlies van hun blad gerooid worden, doordat ze het hele jaar te herkennen zijn aan de afgezaagde (of afgebroken) top.

Oude stobben uitspitten van laag afgezette struiken - bv. na verkeerd gebruik van gif - vergt een speciale techniek. Je hebt dan weinig houvast omdat er soms maar een paar centimeter stam uit de grond steekt. Bovendien kan onder een enkele uitloper – die lijkt op een zaailing – een dikke wortel van een oude struik zitten. Het helpt om met de voet tegen de stobbe te duwen om te zien aan welke kant deze los begint te komen tijdens het doorsteken van de wortels. De bewegende grond verraadt dan meestal de locatie van de overgebleven wortels. Zijn de grootste wortels eenmaal doorgestoken, dan kan je met de voet de stobbe meestal omduwen of -trappen. Niet wrikken met de spade (zie hieronder)! Het is af te raden om met gestrekte benen en je kont omhoog aan de stobbe te trekken (twerken!?). Als de stobbe los begint te komen, kan je beter op één knie knielen om de stobbe eruit te trekken, waardoor je met name je onderrug minder belast. De gezondheid van je rug is belangrijker dan de snelheid waarmee een struik uit de grond komt!

Als je de spade loodrecht de grond in steekt, dan komt deze haaks op de horizontale wortels uit. Door onder een hoek te steken snijdt je ze makkelijker door en tref je ook de doorgaans kortere wortels onder de struik in plaats van alleen de uitlopers. Door dikkere wortels steek je niet zomaar heen, de spade veert weer terug. De oplossing is om de spade onder een hoek in de grond te steken. De spade snijdt dan makkelijker schuin door een horizontaal in de bodem (humuslaag) liggende wortel. Bij Timbersport (houthakkers wedstrijden met bijl en zaag) zie je ook nooit iemand loodrecht met de bijl op het hout inslaan maar altijd onder een hoek. Het helpt ook als de voorzijde van de spade af en toe met een haakse slijper, vijl of slijpsteen scherp geslepen wordt. De scherpe kant moet aan de bolle kant van het blad (aan de achterkant) zitten.

Het steken kan je doen door de spade op de grond te zetten en met je voet in de grond te trappen. De betere spaden hebben vaak een horizontale voetsteun bovenop het blad, wat minder slijtage geeft aan je schoeisel (een houten klomp werkt daarom het beste). Het intrappen van de spade werkt meestal minder goed, als de struik in een grasmat staat waar je de spa niet zomaar doorheen drukt. Idem bij dikkere wortels. Dan kan het makkelijker zijn om de spade in één beweging met een krachtige zwaai – één hand op het handvat, de andere op de steel – vanaf een hoogte van 20-30 cm met een klap door de plaggen in de grond te steken. Pas op je tenen, je eigen en die van je collega's!
Bij grotere en diepere wortels is een laatste techniek soms nodig. Pak het handvat van de spade met twee handen bij het horizontale handvat beet en sla de spa hard naar beneden op de wortel. Dit vergt nog meer kracht dan de andere slagtechniek maar levert soms sneller resultaat. Ook dit is niet iets om lang achter elkaar vol te houden.
Beide dynamische technieken vereisen behoorlijk kracht in armen en rug c.q. die kracht kweek je, als je het vaak genoeg doet.

Als alle grotere wortels eenmaal doorgestoken zijn, dan kan de struik vaak met één hand uit de grond getrokken worden. Sloop niet je rug door hard te trekken aan een struik die zich niet direct laat rooien, maar zoek de resterende wortel(s) op en steek deze door. Ook bij het rooien van zaailingen is het verstandig om bij kleine struikjes de spa er even naast te steken en naar de struik toe te bewegen, waardoor de grond losgemaakt wordt. Daardoor is de struik makkelijker uit te trekken en spaar je je rug (let op: niet te vervangen, je hebt maar één rug!).

Steken, niet breken!
De fout die vooral beginners maken is dat ze proberen om een struik uit de grond te wrikken met een spade. Het blad wordt onder de struik gestoken en dan de steel hard naar beneden drukken. Deze is echter ontworpen om voornamelijk verticaal belast te worden (in het verlengde van de steel) en bij belasting haaks op de dunne steel is het al snel Krak! Een “budget” steel voor een spade kost doorgaans maar een euro of 5-8,maar  maar dat is nog geen reden om ze als verbruiksartikel te zien i.p.v. een gebruiksartikel.
Het smoesje dat je bij het wrikken “moet opletten, hoever je kan gaan” is onzin. De maximale kracht die je haaks op de steel uit mag oefenen, is de kracht die je hebt, als je met wijsvinger en kleine vinger aan het handvat trekt, als de spa in de grond gestoken is. Daar kan je net een emmer water mee optillen en meer kracht moet je in feite niet gebruiken en zeker niet je volle gewicht. De spade is NIET ontworpen als een Breekijzer maar als een Steekijzer. Dus STEKEN en niet BREKEN.

Sterker nog, het is vrijwel onmogelijk om de meeste manshoge struiken met een hefboom uit de grond te wrikken. Zelfs met een hefboom van minstens twee meter en je volle gewicht kan dat nog tegenvallen, omdat de wortels over een groot oppervlak zich aan de grond vastklampen. Maar diezelfde struiken zijn meestal eenvoudig te rooien door systematisch de wortels door te steken en ze dan “met één hand” uit de grond te trekken en de aarde er af te schudden. Kortom, steken en niet wrikken.

Om de neiging om toch te wrikken tegen te gaan, kan je proberen jezelf aan te leren om de steel, na het insteken van de spade, naar voren – naar de plant toe – te bewegen (tot aan de stam en niet verder). Hierdoor maak je alleen de grond wat los en kan je zien of er nog wortels naast de spade zitten. Iemand die ik dit adviseerde brak binnen een paar minuten een steel met als excuus “maar ik bewoog hem toch naar voren”. Ja, wanneer je je volle gewicht op de steel drukt dan maakt het niet veel uit of dat naar voren of naar achteren is. Alles met mate, maar ook dat is kennelijk moeilijk in te schatten voor sommigen. Het volle gewicht is eenvoudiger in te zetten dan het volle verstand! :-(.

Geef het gereedschap niet de schuld als het tekortschiet of als je het sloopt, maar kijk of je het wel correct gebruikt hebt!

De spade voor meerdere klussen

De scherp geslepen spade is voor de vogelkersbestrijding in feite belangrijker gereedschap dan de zaag, afhankelijk van de gebruikte techniek voor de bestrijding:

  • Voor het rooien van zaailingen en kleinere struiken is de spade het beste gereedschap. Ook een struik van 10 cm doorsnede en een akelig grote kluit krijg je er wel uit, maar dat kost veel en veel meer inspanning, dan het ringen van de stam en het afslaan van de uitlopers.
  • Ook voor het ringen kan de (lichte) spade heel goed gebruikt worden. Als het blad aan de voorzijde scherp genoeg is, dan kost het weinig inspanning om de bast over een afstand van 5-10 cm weg te schrapen op dijhoogte (50 cm tot 1 m afhankelijk van de vorm van de stam). Vervolgens moet je wel met fijner gereedschap het natte cambium wegschrapen. Zelfs bij oudere bomen (15-20 jaar en ouder) kan met de spade de bast met een dynamische beweging weggestoken c.q. weggehakt worden, al vergt dat heel wat meer kracht dan het voorzichtige schrapen van de zachte bast van een jonge plant.
  • Ook bij het afslaan van uitlopers onder de ring – of lage uitlopers van hoog afgezette struiken – kan de spade uitstekend gebruikt worden. De kromming van het blad van de spade past perfect om de stam heen en de voorzijde is scherp genoeg om in één beweging meerdere uitlopers glad langs de stam af te slaan. Bovendien is het niet nodig om veel gebogen te staan, zoals bij afslaan met een hiep of snoeizaag.

Veel spa-plezier!



Boris

2 opmerkingen:

  1. Bedankt voor de vele nuttige informatie! Ik heb een vraag: onlangs hoorde ik dat het beter zou zijn om de houten steel van een spade vochtig te houden. Dit zou sterker zijn dan een droge steel, en zou minder snel breken. Klopt dit?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ja, dat klopt wel (denk ik). Een gortdroge steel wordt bros en een vochtige steel blijft wat buigzamer. Maar het is voldoende als je af en toe in een vochtige omgeving of mot/lichte regen werkt. Ook kan je een paar keer per jaar de spa een uurtje in de regen laten staan. Extra bevochtigen bij regelmatig gebruik lijkt niet nodig.

    BeantwoordenVerwijderen