Fase 2 van de sanering, het uitputten van de zaadbank

De meeste artikelen op deze site gaan over het bestrijden van de zaaddragers van de Amerikaanse vogelkers (AVK) tijdens het saneren van percelen. Uiteraard is het zaak om allereerst de bomen en struiken die kersen produceren te bestrijden. Dat kan zelfs in de meest besmette gebieden in ruim een jaar rond zijn (zie Ringen). Maar de zaaddragers zijn uiteindelijk maar een deel van de oplossing voordat een perceel gesaneerd is.


Prunus Serotina
(rijpe kersen)

Wat er overblijft na het doden/verwijderen van de zaaddragers is de voorraad kersen in de bodem die de 'zaadbank' wordt genoemd. Een grotere vogelkersboom (rond de 10 jaar oud, 8-12 meter hoog) kan per jaar tienduizenden kersen produceren. Voor grote bomen van 30 jaar en ouder worden wel aantallen van 50.000 kersen en meer genoemd. Dit is de reden waarom na kaalslag of het mechanisch verwijderen van struiken er in de volgende jaren een explosie aan zaailingen optreedt. Het 'klepelen' van de bodem met een wals die alles inclusief de kersen vermorzelt (althans het overgrote deel) is dan een alternatief. Maar je houdt dan een kaal en leeg stuk grond over waar alles weer opnieuw moet beginnen. De kosten van dit alles zijn aanzienlijk.


Ontkiemen en groeien

De kersen blijven 5 tot 7 jaar kiemkrachtig in de bodem afhankelijk van de omstandigheden. In de directe omgeving van grote zaaddragers bevinden zich dus door de 'oogst' van jaren lang honderdduizenden kersen. Dit is inclusief verspreiding door vogels met een straal van gemiddeld 100 meter (niet lineair maar een klok-curve vanaf de boom).
Gelukkig ontkiemt maar een klein deel van de kersen, maar dat is al genoeg voor honderden tot duizenden zaailingen. Uiteraard wachten we liever niet tot die nieuwe planten ook weer kersen gaan produceren.

Hoeveel kersen ontkiemen tot zaailingen is sterk afhankelijk van:
  • schaduwbomen; naald- en loofhout in het perceel hebben elk een eigen dynamiek, houdt rekening met de kap van specifieke soorten voor o.a. houtoogst en omgevallen bomen door ouderdom en stormen; de dode (geringde) zaaddragers spelen hier ook nog een kleine rol
  • ontwikkeling van de kruidlaag - struiken (andere soorten), varens, etc. - kan de ontkieming remmen
  • bodembedekking: zand, mos, blad, gras/grassoorten, naalden, in combinatie met de opslag aan andere soorten
  • vruchtbaarheid van de bodem: zand, aarde in bv. tuinen en parken, dikte en samenstelling humuslaag in bossen (naald/loof bomen), etc.
  • droogte: grondwaterstand (bemaling) en neerslag

Elk perceel is verschillend en ook binnen percelen kunnen er verschillen zijn.

Ook de snelheid van het groeien van de zaailingen is afhankelijk van deze factoren. Bij optimale omstandigheden kan vogelkers tot anderhalve meter per jaar groeien. Dit is niet van toepassing voor zaailingen in de eerste paar jaar maar wel voor grotere struiken (vanaf het 2e tot 3e jaar) en bomen.

Het verwijderen van de zaaddragers vergt, afhankelijk van de besmetting, ongeveer een jaar (ringen en tot 2 keer afslaan). Maar voor het uitputten van de zaadbank moeten we 5 tot 8 jaar consequent aandacht voor een gebied plannen om de vogelkers onder controle te krijgen. Verslapt de aandacht tijdens deze periode een aantal jaren dan kunnen zich weer nieuwe zaaddragers vormen en begint het verhaal (horror genre) weer opnieuw.

Houd hierbij rekening met het volgende:
  • tijdens het uitputten van de zaaddragers door ringen, produceren de meeste bomen afhankelijk van timing en omstandigheden, ook nog kersen; voor solitaire zaaddragers die bv. per abuis overgeslagen zijn, kan hoog afzetten een alternatief zijn om nieuwe donaties in de zaadbank voor te zijn (dan wel na 6 weken de uitlopers afslaan en nog een keer herhalen).
  • soms kan zogenaamde 'noodvrucht' optreden, waarbij de geringde boom extreem veel kersen produceert, aanzienlijk meer dan normaal als een laatste stuip; dit is echter niet vaak geconstateerd en voegt mogelijk slechts procenten toe aan de al opgebouwde voorraad in de zaadbank.

Gelukkig is de inspanning voor de uitputting van de zaadbank over de periode van 5-8 jaar niet lineair. In de eerste jaren vergt het relatief meer tijd dan in de laatste jaren. Na elke controle zullen er minder kiemkrachtige kersen in de bodem achterblijven. De hoeveelheid tijd hangt af van de gevolgde werkmethode.

Bovendien is een jaarlijkse bestrijding niet nodig, gezien de tijd die zaailingen nodig hebben om uit te groeien tot zaaddragers (gemiddeld 4-5 jaar). Houd er wel rekening mee, dat de grotere zaailingen die je tijdens een controle mist, 2 jaar later gevaarlijk dicht bij het produceren van kersen kunnen komen.

Een extra controle of bezoek aan een perceel tussen de grondige controle om het jaar kan uiteraard nooit kwaad. Houd je gebied(en) goed in de gaten, zodat je niet voor verrassingen komt te staan en een onopgemerkt groepje zaailingen toch weer kersen gaat vormen.


Werkmethoden

De enige manier om de zaadbank uit te putten is door de zaailingen handmatig te verwijderen. Afknippen helpt niet (de wortel loopt bij jaarlijks of herhaald afzetten gewoon weer uit) en voor ringen of hoog afzetten zijn ze doorgaans te klein om de inspanning te rechtvaardigen. Dus blijft over om ze uit te trekken, of liever nog met de spade de wortel iets los te maken om ze vervolgens makkelijker uit te trekken.

Alle zaailingen verwijderen - van de allerkleinste van een paar centimeter hoog af - lijkt de meest grondige aanpak, maar is tijdrovend en vergt veel bukken en buigen. Bovendien zijn de kleinste zaailingen vaak moeilijk te vinden onder gevallen takken en andere struiken.

Aandachtspunten:
  • Struiken met blad zijn doorgaans makkelijker te herkennen (april t/m oktober) hoewel ervaren natuurwerkers kleinere struiken ook in de herfst en winter aan de bast en groeiwijze kunnen herkennen. Daarnaast zijn de lichtgroene kleur in het voorjaar en in het najaar (met weinig ander groen) optimale perioden in het jaar voor herkenning.
  • Zaailingen van minder dan 10 cm hoog zijn nog teer en breken makkelijk af, zeker als ze in gras staan of tussen de wortels van andere struiken; de wortels zijn de jaren erop iets moeilijker te verwijderen, maar met de spade erbij is het geen probleem.
  • Het is onmogelijk om 100% te verwijderen, net zoals bij het verwijderen van de zaaddragers zal je bij een 2e of 3e controle toch nog exemplaren tegenkomen.
  • De toegankelijkheid van het perceel (vlak, heuvelachtig, onderbegroeiing, bramen!) kan een aanzienlijke rol spelen.
  • Houd ook rekening met het broedseizoen van vogels, waardoor er maar een beperkt aantal maanden overblijven. In de meeste natuurgebieden is de toegang beperkt tijdens het broedseizoen van 15 maart tot en met 15 juli, maar voor sommige soorten is een langere periode van toepassing (bv. voor een tweede broedsel).

Daarom is het bij elk bezoek aan een perceel een kwestie van een keuze maken, welke zaailingen we verwijderen en welke we laten staan. Een vuistregel kan zijn om alles dat boven je knie of middel uitkomt te verwijderen, dus +/- vanaf 40 cm of 80. Het komt niet op de absolute centimeters aan. Wil je kleinere struiken weghalen, dan kan dat uiteraard, maar de exemplaren onder deze maat laten staan tot de volgende controle, kan efficiënter zijn.
De zaailingen die je laat staan, zorgen ook voor schaduw op de bodem, waardoor overblijvende kersen minder makkelijk ontkiemen.

Hou er wel rekening mee dat een zaailing op een open plek of bosrand (of zelfs maar langs een pad) sneller tot een zaaddrager kan uitgroeien, dan een exemplaar dat op een schaduwrijke plek staat. Idem voor struiken die in een humus laag of op zandgrond staan. Deze inschattingen zijn een kwestie van gezond verstand en oplettendheid. Neem deze overwegingen mee naast de hoogte van de zaailingen.

Het knakken van grotere exemplaren (meer dan een meter) is ook een optie. Door de top om te buigen tot deze breekt - maar niet afbreekt - rem je de groei van de struik. In de lente en zomer zolang er nog blad aan zit, is de herkenbaarheid van de struiken optimaal. In de herfst en winter zijn de geknakte struiken zonder blad makkelijk te herkennen en in deze maanden rustig uit te spitten.


Geen pruiken meer

De 'pruikenbomen' methode wordt wel eens aangegeven als bestrijdingsmethode voor zaailingen. Hierbij worden zaailingen/struiken met de bosmaaier, heggenschaar of motorzaag afgezet op 50-75 cm hoogte. De afgezette struiken lopen weer uit, maar zijn in hun groei geremd en zorgen voor schaduw die het ontkiemen van resterende kersen in de bodem remt.

Uiteindelijk moeten de wortels die men zo kweekt, toch weer worden verwijderd door spitten. Dit is door de dicht opeen staande struiken en de dikkere wortels moeilijker dan de zaailingen bij controle om het jaar uit te trekken en spitten.

Deze aanpak kan derhalve afgedaan worden als een beheermethode voor potentiële zaaddragers die een uiteindelijke oplossing vertraagt of zelfs moeilijker maakt. Het is echter een keuze voor beheerders die niet de luxe hebben van vrijwilligersgroepen die zorgvuldig de percelen met handgereedschap opschonen.


Bewaking na sanering

Ook na het uitputten van de zaadbank is het zaak om eens per 2 jaar elk perceel dat gesaneerd is grondig na te lopen op nieuwe zaailingen. Deze bewaking blijft nodig om kersen die door vogels worden ingevlogen tijdig te bestrijden. En de periode van 5-7 jaar voor kiemkracht is afhankelijk van allerlei factoren zoals bovenstaand aangegeven.

Tussen de 4 en 5 jaar - afhankelijk van de omstandigheden - kan een zaailing een zaaddrager worden. Houd dus de controle om het jaar aan en laat het niet nog een jaar schieten. Een gemiste zaailing van meer dan een meter kan 3 jaar later bij optimale condities al een aantal kersen produceren.
Door een planning te maken weet je of je voldoende tijd en menskracht hebt om de controles te doen. Het is aantrekkelijk om steeds weer een nieuw besmet gebied aan te pakken en de zaaddragers te verwijderen, maar je moet de opgeschoonde gebieden niet verwaarlozen want anders is het dweilen met de kraan open.

Uiteraard is het optimaal om de controles te doen in de maanden dat de vogelkers blad heeft wat de herkenning aanzienlijk vereenvoudigt.

De bewaking van gesaneerde percelen (zaaddragers dood en de zaadbank grotendeels uitgeput) vergt volgens de literatuur ongeveer 1 mensuur per hectare per jaar. Maar er zijn uiteraard aanzienlijke verschillen door de factoren zoals die bovenstaand zijn aangegeven.


Planning!

Bouw je eigen ervaringscijfers op en gebruik die bij het maken van een planning. Ga uit van het aantal beschikbare natuurwerkers en hun relatieve ervaring.

De staat van sanering en onderhoud van de percelen kan aan de hand daarvan op een kalender inzichtelijk worden gemaakt. De Google Agenda kan daarin al goede diensten bewijzen en kan via een gedeelde link voor alle betrokken natuurwerkers en begeleidende professionals inzichtelijk worden gehouden.

Na het uitvoeren van elke geplande activiteit plan je direct de vervolg actie en kan je inschatten of je het werk nog aan kan met de beschikbare menskracht en tijd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten