Ringen: goed schoon, niet te diep of te hoog op de stam

In het stuk bos waar ik al jaren de vogelkers bestrijd is een hulp-kracht opgedoken. Volgens getuigen een jonge knaap. Altijd fijn als er iemand mee wil helpen maar wat minder als dat gaat zonder overleg of instructie. De kans op fouten is dan groot ondanks de goede bedoelingen.

De nieuweling is aan het werk gegaan met scherp slag-gereedschap (bijl, hiep, kapmes, trekmes?) en zo te zien zelfs met een haakse slijper. Zoals elders aangegeven is een gewone spade, ongeslepen, meer dan genoeg om door de zachte schors van de vogelkers te komen. Alleen voor de Am. eik (taaiere en dikkere bast) is echt scherp gereedschap nodig (trekmes of schelschop).


De ring niet goed schoon

Zie ook elders de kreet "De Hoogte van de ring is minder belangrijk dan de Droogte van de ring". Met droog wordt bedoeld dat het cambium (de natte tussenlaag) goed wordt weg geschraapt. Doe je dat laatste niet, dan zie je in de ring dikke lagen bruin opgedroogd cambium wat het voor de boom makkelijk maakt om over de ring heen te groeien.

Het cambium is de natte laag van waaruit zowel de bast naar buiten aangroeit en het hout (in ringen) aan de binnenzijde wordt gevormd. Snij je op sommige plaatsen een deel van de bast weg maar maak je het onderliggende hout niet schoon en droog dan is de kans groot dat de boom de ring gaat overbruggen. Bij de vogelkers gebeurd dit meestal van boven de ring naar beneden. Een niet goed schoongemaakte ring bij een vogelkers kan in een groeiseizoen overgroeien en het resultaat is dat de boom weer 100% vitaal is.

Wat bruine vlekken of strepen in de ring zijn niet zo erg maar als die van bovenin de ring tot onderaan doorlopen dan is het fout. Je kan dit vaak al waarnemen als je 10-15 minuten of later na het schoonmaken van de ring langs loopt.

Zie ook Een brug te ver.


Te diep ringen

 De essentie van ringen is dat je het transport van energie naar de wortel via de zogenaamde bastvaten (in de schors) onderbreekt maar dat je water en voedingsstoffen uit de wortel wel naar boven laat komen via de houtvaten (in het levende hout). Wanneer je echter bij het ringen ook flink in het deel met de houtvaten hakt dan onderbreek je de stroom naar boven en heb je effectief de boom afgezet op de hoogte van de ring.

De houtvaten zitten in het spinthout, het buitenste nieuwe en zachte hout, ook wel saphout genoemd. Het kernhout zit binnen in de boom en is massief, het geeft de boom zijn kracht (skelet). De houtvaten komen in het jongste deel van het spinthout aan de buitenzijde meer voor van richting kern. Ze verdrogen geleidelijk (verdroging gom) terwijl het spinthout overgaat in kernhout naarmate de boom ouder wordt.


Een haakse slijper lijkt een mooi stuk gereedschap om mee te ringen maar snijd ook snel aardig diep. Dat gereedschap bleek op twee manieren gebruikt te zijn. Eerst om traditioneel te ringen (bast weghalen) en daarnaast om 3 smalle ringen boven elkaar vrij laag op de stam aan te brengen. Bij beide manieren zijn de houtvaten onderbroken waardoor het transport naar boven ongetwijfeld geheel of gedeeltelijk onderbroken is.

Maar is zo'n haakse slijper (op een accu) nou sneller en makkelijker? Als we ringen met de spade dan neemt dat voor een boom van 5 tot 10 cm doorsnede rond de 30 seconden in beslag met de spade (meer naar mate de omvang en de dikte van de schors). Ik zie dat met de haakse slijper nog niet sneller gaan.

Een alternatief voor de haakse slijper kan zijn om in plaats van een slijpschijf een staalborstel (schijf) te monteren en daarmee de bast en het cambium weg te borstelen. Dat zou in principe redelijk snel kunnen gaan. Maar je loopt wel met een niet al te licht accu gereedschap in je handen en zowel de accu als je handen geven uiteindelijk op. Met een spade kan je rustig een uur of langer werken terwijl je ook zaailingen en kleinere struiken uit kan spitten. Handgereedschap is niet altijd inferieur aan sterk-maar-beperkt elektrisch gereedschap.


Te hoog ringen

Door te ringen op 120-140 cm (borst- tot schouderhoogte) hoef je niet te bukken. Maar bedenk wel dat de boom over het gehele deel onder de ring kan uitlopen. Normaal ring je op 50-75 cm hoogte (ruwweg tussen knie en heup). Dat mag iets lager afhankelijk van de hoeveelheid licht voor de boom. Bij meer licht (bv. een pad of de bosrand), da kan je iets lager ringen. Het is uiteraard de bedoeling om met de uitlopers onder de ring de laatste restjes energie uit de wortel te trekken zodat de boom dood gaat. Maar dan wel de uitlopers weer afslaan voordat die een beperkte hoeveelheid energie in de wortel opslaan aan het einde van het seizoen. Blad en uitlopers boven de ring spelen geen rol meer in het energie verhaal, afgezien van het verbruik.

Maar ga je ringen op een driekwart tot een hele meter hoger dan neem je ook voor lief dat je over de grotere hoogte uitlopers moet afslaan. "Ach, geen probleem... toch?". Bedenk dan even dat als je (met een groep) in een perceel per jaar 1.000 bomen ringt, je ook een slordige 750-1.000 meter extra (!) stam van uitlopers moet ontdoen. Maak het jezelf niet moeilijker dan het hoeft te zijn.

Kortom, 'bezint eer gij begint'. Elke actie heeft zijn consequenties of zoals ons aller Johan placht te zeggen 'elk voordeel heb se nadeel'. Bij te hoog ringen is dat extra werk bij het (herhaald) afslaan.


Voorbeelden

De enthousiaste hulpkracht lijkt zelf wat uit te proberen. Op zich een mooi initiatief. Maar bedenk even dat er aangrenzend zo'n 4.000 geringde bomen staan als voorbeeld. En goed voorbeeld doet goed volgen. Of is het wiel uitvinden toch leuker?

De beste aanpak lijkt toch om informatie in te winnen en je te melden bij de boswachter dat je beschikbaar bent voor werkzaamheden.


Am. Eik: 1 uitloper geringd... proefje!?


De donkere kant van schaduwbomen

Op de vraag wat bosbeheerders aan de bestrijding van de Amerikaanse vogelkers (AVK) doen, wordt vaak geantwoord dat "schaduwbomen" gebruikt worden, waardoor de bospest "onder controle" wordt gehouden.
In dit artikel houden we deze aanpak tegen het licht.

Hoe werkt het?

Elke plant is afhankelijk van licht, ook de AVK. Als er in een bosperceel minder licht is, dan zullen de zaden van allerlei soorten beperkt worden in hun gelegenheid om te ontkiemen en tot grotere struiken en bomen uit te groeien.
Door soorten aan te planten die veel schaduw geven (zie "soorten" hieronder), wordt o.a. de AVK geremd in haar woekering. Percelen worden minder snel besmet door vogels die in hun ontlasting kersen-pitten achterlaten en de weinige zaailingen van de AVK groeien langzamer en zijn makkelijker te bestrijden (lees beheren).

Als er verder geen beheer voor de AVK plaatsvindt, dan groeien de aanwezige struiken en bomen langzamer en woekeren niet meer ongehinderd, maar de planten gaan zelden dood. Ze wachten op "betere tijden". Er treedt dwerggroei op en de wortels slaan zo veel mogelijk energie op als reserve in het donkere bos.
Er is dus nog steeds behoefte aan - weliswaar beperkt - beheer (aanpak zaailingen en zaaddragers).

De toepassing van schaduwbomen wordt vaak gecombineerd met de term "bos progressie". Dit houdt in de "opvolging van soorten" die van een 'jong' bos een uiteindelijk volwassen bos maken met een specifieke samenstellen zoals een eiken-beuken bos. Men gaat dan uit van wat een "natuurlijk bos" is of zou moeten zijn. Maar waar komt dat nog voor in ons overvolle landje? Overal wordt ingegrepen en beheerd in plaats van de natuur echt haar gang te laten gaan. Een ultieme travestie van "natuurlijk" zijn de Oostvaardersplassen waar de beheerders en de echte natuurkenners en liefhebbers al jaren over vechten. Geen win-win maar een lose-lose resultaat.


Willen we wel donkere bossen?

De eerste vraag die opkomt, is of we in plaats van de gevarieerde bossen (veel verschillende soorten) wel donkere bossen willen hebben, alleen voor de bestrijding (lees beheer) van de AVK?
Het antwoord is in veel gevallen een hartgrondig "Nee"!
Bv. een beukenbos is prachtig - in een park - maar ecologisch is het bijna een woestijn waarin andere soorten (afgezien van een beperkt aantal andere schaduwbomen) nauwelijks een kans krijgen.

In plaats van een open bos met zomereik, lijsterbes, vuilboom met daartussen grove den, hier en daar een taxus of een fijnspar en andere naaldbomen, daartussen grasveldjes, etc., krijgen we een bos dat het grootste deel van het jaar donker en soorten-arm is. En dat alleen maar om de AVK te bestrijden! Alle voordelen van het bestaande bos gaan verloren.

De intentie is meestal wel om - nadat de AVK onder controle is - een groot deel van de schaduwbomen weer weg te halen. In de praktijk wordt de AVK alleen geremd en zal bij meer licht op de bosbodem - en de grootschalige verstoring door de kap (!) - de kans groot zijn op een explosie van de AVK. D.w.z. dat de zaadbank in de bodem sterk tot ontwikkeling kan komen en de nog aanwezige struiken zich snel tot uitbundige zaaddragers zullen ontwikkelen.
Kortom, veel geschreeuw en weinig wol!


Welke soorten bomen worden gebruikt als schaduwbomen?


De douglas spar
Deze snel groeiende naaldboom (ook een exoot) zorgt voor veel schaduw. Als de bomen binnen een paar meter van elkaar staan, dan groeit er onder de douglas vrijwel helemaal niets meer. Behalve een enkele vogelkers die met traditionele methoden beheerd wordt.

De beuk
Dit is een zeer fraaie loofboom met een dicht bladerdek. Een nadeel is wel dat een beuk die groeit binnen een meter of 10 van een zomereik vrijwel een doodsvonnis betekent voor de zomereik. Hetzelfde geldt voor veel andere soorten die allemaal licht nodig hebben voor groei en verspreiding van zaden.

Verder komen soorten als de els, de esdoorn en andere soorten met een relatief dichte en brede kruin in aanmerking. Zelfs de Amerikaanse eik, ook een exoot, kan gebruikt worden.


Consequenties voor andere soorten

Zoals hierboven al aangegeven bij o.a. de beuk zullen schaduwbomen consequenties hebben voor alle andere soorten in het bestaande bos. Het bos zal dan ook ingrijpend veranderen en met de ontwikkeling van de schaduwbomen zal het aantal soorten afnemen of sterk onder druk staan.
Niet alleen de flora wordt aangetast maar ook de fauna. Het aantal diersoorten zal afnemen of in ieder geval veranderen. Er zullen minder soorten voorkomen van insecten, reptielen, vogels, zoogdieren en dieren die beter gedijen in de nieuwe biotoop zullen (deels) hun plaats innemen.

Kortom, er wordt actie ondernomen om de ondoordachte ingreep in de natuur - de introductie van de woekerende AVK - teniet te doen en de gevolgen zijn bijna net zo erg - zo niet erger - dan de kwaal.
Dus schieten we onszelf c.q. de natuur in de voet met de schaduwbomen?


Wat kost het?

Schaduwbomen haal je niet zomaar kant en klaar bij de kwekerij. Het kost soms tientallen jaren om een boom zover uit te laten groeien dat hij een significante hoeveelheid schaduw produceert. En in die tussentijd is beheer nodig om te voorkomen dat de AVK te veel woekert.

Per hectare moeten honderden bomen uit de kwekerij geplant worden. Inclusief arbeidsloon gaat dat duizenden euro's per hectare kosten. En het resultaat zal tientallen jaren op zich laten wachten.
De deskundigen vertellen ons ondertussen "het komt wel goed zo" maar kunnen weinig of geen concreet resultaat laten zien bij demonstratie-percelen. Het zal hun tijd wel duren...


Het opportunisme van de AVK

De AVK is een opportunistische plant die geen gelegenheid onbenut laat. Een gaatje in de bladerkroon, snel een tak naar links uit laten groeien. Een omgevallen boom is een gelegenheid voor de zaadbank om snel te ontwikkelen voordat het bladerdek zich weer sluit.
Na een storm waarbij meerdere bomen dicht bij elkaar omgevallen zijn zal zo een kern vormen voor besmetting van een groter deel van het bos, sneller dan de schaduwbomen kunnen reageren.
Kortom, ook in een bos met veel schaduwbomen zal alert beheer nodig zijn om de AVK in de gaten te houden en te beheren.

Bij bosranden houdt het effect van de schaduwbomen helaas op. Aan de rand van een perceel zie je dan toch een woekering van de AVK, omdat er in de rand van het bos meer licht is. Hetzelfde zie je vaak langs de paden die breder zijn dan een wildspoor. Bij een pad van 2 meter breed komt er al zoveel meer licht op de bodem dat de snel groeiende AVK daar toch gaat woekeren.

Hetzelfde zien we in parken en groenvoorzieningen die vaak stroken van minder dan 10 meter aaneengesloten bomen hebben. Telkens waar meer licht op de bodem komt zal de AVK toeslaan. Beheerders van die gebieden moeten met een regelmatige controle (jaarlijks en om het jaar) alert zijn. In de praktijk hoor je de mensen in het veld klagen dat je vogelkers zaailingen "wel uit kan blijven trekken" maar niet zelden blijken er dan in de omgeving een aantal zaaddragers te staan die men over het hoofd heeft gezien.


Conclusies

Met de bovenstaande opsomming lijkt aangetoond dat de theorie van schaduwbomen voor de bestrijding van de AVK geen oplossing is maar alleen de zoveelste beheermaatregel die de nodige tekortkomingen heeft.
Er zitten (te) veel donkere kanten aan de toepassing van schaduwbomen.
Maar erkennen van de feiten is vaak moeilijk en veel professionals kiezen liever voor de loopgraven om de eigen positie te verdedigen.

Wat staat er echt in de schaduw?
In veel gebieden en bij 'gezaghebbende' organisaties (SBB... kuch) ontbreekt het aan een open opstelling voor een structurele aanpak voor de bestrijding van de vogelkers en blijft men hangen in uitzichtloze beheer maatregelen. Uiteraard zijn er gelukkig uitzonderingen, maar de acceptatie van een alternatieve aanpak gaat langzaam... met veel jaarringen. 
Ondertussen blijft het dweilen met de kraan open. Helaas gaat men er te gemakkelijk van uit dat bestrijding (vrijwel) niet mogelijk is en dat er geen budget voor is. De huidige aanpak en budgetten onderschrijven dat en dus is de kring rond en gaat men over tot de orde van de dag.

Maar er is met kleine aanpassingen in de werkwijze van bosbeheerders wel veel meer resultaat te behalen dan met het huidige beheer en schaduwbomen.