Natuurorganisaties
hebben traditioneel te veel verantwoordelijkheden en te weinig geld
en mankracht voor de gebieden, waarvoor ze verantwoordelijk zijn. Er
wordt doorgaans gewerkt met jaarringen om de problemen op de rit te
krijgen. Wel is er via beheerplannen ambitie om de zaken goed aan te
pakken, maar de realiteit van elke dag is vaak een stap-voor-stap
geploeter met veel nevenzaken die ook nog even meegenomen moeten
worden.
Gaan
we een luttele 50 jaar terug in de tijd, dan waren er op landgoederen
waarop bosbouw plaatsvond, vaak per 100 hectare een handvol
bosarbeiders (3-6 of meer afhankelijk van de intensiteit van de
werkzaamheden). De natuurorganisaties van de 21e eeuw moeten het vaak
doen met een halve kracht of minder voor vergelijkbare gebieden. Het
verschil is echter wel dat er doorgaans geen bosbouw plaatsvindt, maar
natuurbeheer en soortenonderhoud. Een uitzondering is
Staatsbosbeheer (SBB), maar daar zijn verschillende meningen over, of
die structureel met natuurbeheer of bosbouw bezig zijn of een
'vreemde' tussenvorm die door de politiek aan dit “onafhankelijke”
instituut opgedrongen wordt.
Vooral
voor gebieden waar periodiek veel 'klein' onderhoud nodig is, bv.
bestrijding van exoten, kan de kleine vaste staf van medewerkers
effectief aangevuld worden met vrijwilligers. Die moeten dan wel
begeleid en aangestuurd worden, maar vaak zijn de vrijwilligers
redelijk autonoom bezig, omdat er voor directe begeleiding gewoonweg
geen vaste krachten vrij te maken zijn.
Soms
proberen de natuurbeheerders via subsidie het tekort aan
middelen aan te vullen. Dit is een wat ongemakkelijke spagaat, want
men laat noodgedwongen een gebied verslonzen om vervolgens subsidie
aan te vragen voor het 'saneren' van het gebied (ook een favoriete
strategie van woningbouw corporaties).
In
veel gevallen is aantoonbaar te maken dat een structurele inzet van
vrijwilligers in zo'n gebied de noodzaak voor sanering ruimschoots
voor had kunnen zijn. Vaak is dat een kwestie van 'waar een wil is,
is een weg'. Wanneer je als beheerorganisatie als doel hebt een gebied
goed te beheren, dan werf je actief vrijwilligers als de middelen voor
professionele krachten ontbreken. En argumenten dat er te weinig
mensen gevonden kunnen worden, of dat het teveel aan begeleiding en
materieel kost, zijn gewoon smoesjes!
Vrijwilligers
zijn hard nodig maar niet altijd populair bij de vaste
'professionele' krachten bij een beheerorganisatie, hoewel er ongetwijfeld grote verschillen zijn bij de diverse organisaties. Die
professionals zijn per slot van rekening natuurbeheerders en geen
begeleiders van sociale groepen. Hun opleiding is hoofdzakelijk technisch. Sommigen hebben het in de vingers om een groep op de juiste wijze te
begeleiden, maar een goeie natuurbeheerder is niet per definitie de beste
manager. Dat laatste is wat een moderne boswachter tegenwoordig nu
eenmaal naast de technische kennis voornamelijk doet, het begeleiden
van een groep arbeiders (eventueel aangevuld met aannemers) en
vrijwilligers. Veel managementtechnieken kan je leren (als je wilt), maar goed omgaan met groepen mensen is toch iets dat je in je
persoonlijkheid moet hebben. Voor veel natuurbeheerders blijft het
toch een spagaat om zowel inhoudelijk als leidinggevend bezig te zijn
en daarnaast met het publiek om te gaan en het hoofdkantoor tevreden
houden. Een zwaar beroep!
Daarnaast
zijn de vrijwilligers gemotiveerde mensen met niet zelden een hogere
opleiding dan de begeleidende professional, waardoor deze laatste met
het nodige gevoel (o.a. voor humor) met zo'n groep en de individuele
leden om moet gaan. Soms lukt dat wonderwel, maar soms botst het ook
aan alle kanten, als er teveel op de strepen wordt gestaan of
micromanagement bedreven wordt zonder de uitgangspunten van
beslissingen duidelijk te maken. Een groep vrijwilligers begeleiden
is vaak net zo moeilijk als een kudde katten hoeden (officieel heet
dat 'scheperen'). Veel gemiauw maar weinig voortgang. De groep lokken
met een vers muisje geeft vaak nog de beste resultaten.
Het
belangrijkste voor de professionals is dat ze de vrijwilligers
behandelen als volwaardige collega's en volwassen mensen en niet als
onwillige amateurs. Probeer ze wat te leren over de natuur en het vak
en neem hun input en feedback serieus. Een waarderend klopje op de
schouder kan natuurlijk geen kwaad, maar wat de motivatie optimaal
bevordert, is het tonen van respect voor de vrijwilligers in de
regelmatige omgang. Dat kan je o.a. bereiken door duidelijk te zijn
over de doelen en grenzen die gesteld moeten worden, waarbinnen je de
vrijwilligers zelfstandig wil laten opereren. Bijsturen waar nodig, maar alleen wanneer de grenzen overschreden (dreigen te ) worden.
Micromanagement,
te weinig begeleiding, gebrek aan respect en wild rukken aan het
stuur werken enkel demotiverend en maken een effectieve inzet van de
vrijwilligers alleen maar moeilijker. Helaas is dat toch te vaak te
constateren met als symptomen het verloop in de groep, onderlinge
ruzies en een teruglopend resultaat aan natuurbeheer.
Als
de technisch georiënteerde professionals tekort schieten in hun begeleiding, dan is het wellicht
zaak om getrainde begeleiders voor de vrijwilligers in te schakelen. Die kunnen op de “werkvloer” natuurwerkgroepen begeleiden zonder of met beperkte operationele inzet. Gezien het feit dat de
natuurorganisaties vaak een veelvoud aan vrijwilligers t.o.v. vaste
krachten rond hebben lopen, is zo'n mensenbegeleider wellicht nog niet
zo'n slechte zaak. Hierdoor is potentieel ook meer rendement uit de
vrijwilligers te krijgen,
waarmee de inzet van een begeleider te rechtvaardigen is.
waarmee de inzet van een begeleider te rechtvaardigen is.
Dat
boswachter geen makkelijk beroep is, mag blijken uit de statistieken
die aangegeven dat deze beroepsgroep opvallend hoog scoort bij
zelfdodingen! Pijnlijk, maar helaas een feit, waar de meesten niet bij
stil staan.
Natuurwerk
en boswachter voorzichtig...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten